Fase overgangen

FASE  en FASE-OVERGANGEN
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

FASE  en FASE-OVERGANGEN

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les moet je weten:
  • Verschil tussen ijs, water en waterdamp 
  • De drie fase kunnen benoemen 
  • De zes faseovergangen kunnen beschrijven en toepassen

Slide 2 - Tekstslide

FASE

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Als het sneeuwt, is water in de:
A
Vaste toestand
B
Vloeibare toestand
C
Gasvormige toestand

Slide 5 - Quizvraag

Als het hagelt, is water in de:
A
Vaste toestand
B
Vloeibare toestand
C
Gasvormige toestand

Slide 6 - Quizvraag

Dauw bestaat uit water in de:
A
Vaste toestand
B
Vloeibare toestand
C
Gasvormige toestand

Slide 7 - Quizvraag

Rijp en ijzel bestaan uit water in de:
A
Vaste toestand
B
Vloeibare toestand
C
Gasvormige toestand

Slide 8 - Quizvraag

Als het regent, is water in de:
A
Vaste toestand
B
Vloeibare toestand
C
Gasvormige toestand

Slide 9 - Quizvraag

IJs
Hagel
Sneeuw
Dauw
Rijp
Regen
Mist
Lucht
Condens
IJzel
Vloeibaar
Vast
Gas

Slide 10 - Sleepvraag

Slide 11 - Video

FASE-OVERGANGEN

Slide 12 - Tekstslide

Smelten
Van vast naar vloeistof

IJs gaat smelten als het warmer dan 0 graden celsius wordt. 
Voorbeeld: Een ijsklontje smelt in een glas cola. 

Slide 13 - Tekstslide

Verdampen
Van een vloeistof naar gas

Als water wordt verwarmt dan verdampt het.
Voorbeeld: Als je water kookt in een pan dan gaat het water verdampen 

Slide 14 - Tekstslide

Condenseren
Van een gas naar een vloeistof

Als warme lucht afkoelt gaat het condenseren.
Voorbeeld: Als je ademt op een koud raam. 


Slide 15 - Tekstslide

Bevriezen
Van vloeistof naar vast

Water bevriest bij een temperatuur van 0 graden Celcius
Voorbeeld: Als er ijs komt om op te schaatsen

Slide 16 - Tekstslide

Vervluchtigen
Van vast naar gas

Voorbeeld: Als sneeuw langzaam verdwijnt op een koude dag.

Slide 17 - Tekstslide

Rijpen
Van gas naar vast

Waterdamp gaat over in kleine ijskristallen.
Voorbeeld: Als het ‘s nacht vriest, verandert waterdamp in rijp aan bomen.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

1. Rijpen is de fase-overgang van gas naar ...
A
vast
B
vloeibaar
C
condenseren
D
smelten

Slide 20 - Quizvraag

2. Vervluchtigen is de fase-overgang van vast naar....
A
Vloeibaar
B
Bevriezen
C
Rijpen
D
Gas

Slide 21 - Quizvraag

3. De fase-overgang van vast naar vloeibaar heet....
A
bevriezen
B
condenseren
C
smelten
D
verdampen

Slide 22 - Quizvraag

4. De fase-overgang van gas naar vloeibaar heet....
A
Verdampen
B
Condenseren
C
Bevriezen
D
Vervluchtigen

Slide 23 - Quizvraag

5. De fase-overgang van vloeibaar naar vast heet...
A
Bevriezen
B
Verdampen
C
Smelten
D
Rijpen

Slide 24 - Quizvraag

6. De fase-overgang van vast naar gas heet....
A
Rijpen
B
Verdampen
C
Bevriezen
D
Vervluchtigen

Slide 25 - Quizvraag

7. Het gras is ’s ochtends vroeg nat van de dauw.

Welke faseovergang heeft er plaatsgevonden?
A
Verdampen
B
Smelten
C
Condenseren
D
Bevriezen

Slide 26 - Quizvraag

8. Een straat droogt na een regenbui snel weer op.
Welke fase-overgang vindt er plaats?
A
Condenseren
B
Verdampen
C
Rijpen
D
Smelten

Slide 27 - Quizvraag

9. De takken van bomen en struiken zijn met rijp bedekt.

Welke faseovergang heeft er plaatsgevonden?
A
Bevriezen
B
Smelten
C
Condenseren
D
Rijpen

Slide 28 - Quizvraag

10. Als je je natte kleren laat drogen aan de waslijn.
Welke fase-overgang vindt er plaats?
A
Verdampen
B
Bevriezen
C
Condenseren
D
Smelten

Slide 29 - Quizvraag

11. Als je het vriesvak van de koelkast laat ontdooien.
Welke fase-overgang vindt er plaats?
A
Smelten
B
Bevriezen
C
Condenseren
D
Vervluchtigen

Slide 30 - Quizvraag

12. Als het poeder van een brandblusser ‘in het niets’ lijkt te verdwijnen.

Welke fase-overgang vindt er plaats?
A
Smelten
B
Condenseren
C
Verdampen
D
Vervluchtigen

Slide 31 - Quizvraag

13. Als je tegen een koude ruit adem.

Welke fase-overgang vindt er plaats?
A
Verdampen
B
Bevriezen
C
Condenseren
D
Smelten

Slide 32 - Quizvraag

14. In welke fase is het water in je adem?
A
Gas
B
Vloeibaar
C
Vaste stof

Slide 33 - Quizvraag

15. In welke fase zijn wolken?
A
Gas
B
Vloeibaar
C
Vaste stof

Slide 34 - Quizvraag