Ma 19 dec Lidwoorden en zelfstandige naamwoorden

Lidwoord
In het Nederlands zijn er 3 lidwoorden: 
de / het / een 

1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Lidwoord
In het Nederlands zijn er 3 lidwoorden: 
de / het / een 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De en Het
Er zijn meer DE-woorden dan HET-woorden

De tafel
De tas
De klas

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De
Alle meervouden krijgen
de
als lidwoord.
Bijvoorbeeld: de huizen

de meisjes
de ramen 
de banken




Slide 3 - Tekstslide

 Zelfstandig naamwoorden krijgen in het meervoud dus altijd de  en nooit het of een.  Ook al staat er in het enkelvoud het  voor het zelfstandig naamwoord.

Bron foto: Jennifer C., Flickr

DE-woorden

1. Woorden voor personen, bergen of rivieren

De koning, de minister
De Mount Everest
de Rijn

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

DE-woorden

3. Woorden voor vruchten of bomen

De appel, de pruim
De dennenboom 
De eikenboom

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

DE-woorden

4. Letters of cijfers

het getal

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tip 3
HET-woorden

1. Verkleinwoorden: 
het boekje 
het pakketje
het bloemetje 



Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tip 3
HET-woorden

1. Woorden die eindigen op -isme, -ment, -sel en -um
het toerisme 
het abonnement
het voedsel
het visum

 



Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tip 3
HET-woorden

1. Woorden die beginnen met be-, ge-, ver- en ont-
het begin
het geld
het verband
het ontbijt

 



Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tip 3
HET-woorden

1. Namen van talen, metalen en windrichtingen 
Het Nederlands
Het ijzer
Het noorden

 



Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies