In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 120 min
Onderdelen in deze les
Eenheid Arbeid & Productie
(H3 & H4)
Slide 1 - Tekstslide
Verkoopprijs
De verkoopprijs is de prijs exclusief BTW waaraan een product wordt verkocht.
verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstopslag in €
Bij de inkoopprijs wordt de brutowinstopslag opgeteld. Een winkelier heeft immers ook bedrijfskosten. Daarnaast wil hij wil graag winst maken.
Slide 2 - Tekstslide
Afzet
De afzet is het aantal producten dat je verkoopt.
Slide 3 - Tekstslide
Omzet
De omzet is de verkoopopbrengst exclusief BTW.
verkoopprijs (excl. BTW) x afzet = omzet
Slide 4 - Tekstslide
Brutowinst
De brutowinst is wat overblijft van de omzet na aftrek van de inkoopprijs
afzet
verkoopprijs (excl. BTW) x
omzet
inkoopwaarde -
brutowinst
Slide 5 - Tekstslide
Nettowinst
Van de brutowinst moet je nog alle bedrijfskosten (lonen, huur, elektriciteit...) aftrekken.
afzet
verkoopprijs (excl. BTW) x
omzet
inkoopwaarde -
brutowinst
bedrijfskosten -
nettowinst
Slide 6 - Tekstslide
Nettowinst
Van de brutowinst moet je nog alle bedrijfskosten (lonen, huur, elektriciteit...) aftrekken.
afzet
verkoopprijs (excl. BTW) x
omzet
inkoopwaarde -
brutowinst
bedrijfskosten -
nettowinst
Slide 7 - Tekstslide
Noem een voorbeeld van bedrijfskosten.
Slide 8 - Open vraag
Hoe bereken je de brutowinst?
A
nettowinst -
bedrijfskosten
B
omzet -
inkoopprijs
C
afzet x prijs
D
bedrijfskosten -
inkoopprijs
Slide 9 - Quizvraag
De omzet van de kledingwinkel van Tevin is € 35.000, de inkoopwaarde is € 15.000 en de kosten zijn € 7.500. De brutowinst is:
A
€ 20.000
B
€ 12.500
C
€ 2.500
D
€ 75.000
Slide 10 - Quizvraag
Krijn is deze week tevreden over de behaalde brutowinst. Uit welke twee delen bestaat de brutowinst?
A
inkoopwaarde & omzet
B
nettowinst & bedrijfskosten
Slide 11 - Quizvraag
Joyce heeft een lampenwinkel. Haar omzet in november dit jaar is € 22.000. In dezelfde maand vorig jaar was dat € 20.000. Wat is er veranderd aan de omzet?
A
De omzet is gestegen met € 22.000.
B
De omzet is gestegen met € 2.000.
C
De omzet is gedaald met € 2.000.
D
De omzet is gedaald met € 20.000.
Slide 12 - Quizvraag
Verkoopprijs
De verkoopprijs is altijdexclusief BTW.
Slide 13 - Tekstslide
Brutowinstmarge
De brutowinstmarge is de brutowinst in procent van de inkoopprijs