WERKWOORDEN VERVOEGEN

Wat is de stam van het werkwoord
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 1

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wat is de stam van het werkwoord

Slide 1 - Tekstslide

Werken
Werken = het hele werkwoord
Stam = hele werkwoord -en

Ik werk

Slide 2 - Tekstslide

Luisteren
Luisteren = het hele werkwoord
Stam = hele werkwoord -en

Ik luister

Slide 3 - Tekstslide

Wat is de stam van "Wandelen"

Slide 4 - Open vraag

Wat is de stam van "Lopen"

Slide 5 - Open vraag

Wat is de stam van "Roken"

Slide 6 - Open vraag

Wat is de stam van "Koken"

Slide 7 - Open vraag

Hij ...... (sturen) al zijn klanten een kerstcadeau.
A
sturt
B
stuurt
C
stuurd
D
stuurdt

Slide 8 - Quizvraag

Deze auto .............(rijden) erg lekker.
A
rijdt
B
rijd
C
rijt
D
rijdet

Slide 9 - Quizvraag

Hij ........(houden) ervan om in de vakantie aan het strand te liggen.
A
houd
B
hout
C
hou
D
houdt

Slide 10 - Quizvraag

De directie ....... (informeren) ons volgende week over de nieuwe plannen.
A
informeerdt
B
informert
C
informeerd
D
informeert

Slide 11 - Quizvraag

Ik ............. (vinden) dat plan best goed.
A
vind
B
vint
C
vindt
D
vindet

Slide 12 - Quizvraag

Mijn dienst ................ (beginnen) om 14.00 uur.

Slide 13 - Open vraag

Mijn collega ............. (branden) zijn vingers aan de machine.

Slide 14 - Open vraag

Zijn ploegleider ............ (melden) het ongeval bij de Arbo dienst

Slide 15 - Open vraag

Ons bedrijf .......... (regelen) alles zelf op het gebied van elektra.

Slide 16 - Open vraag

..................(veranderen) je dit jaar van baan?

Slide 17 - Open vraag

..........(vinden) je collega het juist leuk om bij dit bedrijf te blijven?

Slide 18 - Open vraag

Verleden tijd regelmatige werkwoorden
* In het enkelvoud: - te of -de achter de ik-vorm
* In het meervoud: -ten of - den achter de ik-vorm

Zoek eerst de 'stam'
Denk aan het: exe 't kofschip!

Slide 19 - Tekstslide

Ons bedrijf .......... (bezuinigen) dit voorjaar op nieuwe machines.
A
bezuinigte
B
bezuinigtte
C
bezondigde
D
bezuinigde

Slide 20 - Quizvraag

De vorige werkdag ........(duren) veel te lang.
A
durde
B
duurdde
C
duurde
D
duurte

Slide 21 - Quizvraag

De chef ........... (beantwoorden) vanochtend alle vragen.
A
beantwoorde
B
beantwoordde
C
beantworde
D
beantwoorte

Slide 22 - Quizvraag

Onze eerste manager .......... (behandelen) vroeger alle collega's met respect.

Slide 23 - Open vraag

Wij .......... (bewaren) vroeger alle tekeningen.

Slide 24 - Open vraag

Wat .......... (bedoelen) hij gisteren met die opmerking?

Slide 25 - Open vraag

Wij ........... (lassen) gisteren 6 profielen.

Slide 26 - Open vraag

Verleden tijd onregelmatige werkwoorden:
wij lopen - wij liepen - wij hebben gelopen
wij eten - wij aten - wij hebben gegeten
wij roepen - wij riepen - wij hebben geroepen
wij komen - wij kwamen - wij zijn gekomen 
wij slapen - wij sliepen - wij hebben geslapen

Slide 27 - Tekstslide

Vanochtend ......(rijden) wij naar het werk.
A
rijdenden
B
reden
C
redenden
D
rijdenten

Slide 28 - Quizvraag

Hij .......... (vinden) gisteren zijn collega niet vriendelijk.
A
vond
B
vondt
C
vinde
D
vonde

Slide 29 - Quizvraag

Die man .......... (houden) zich vorige week niet aan de regels van het bedrijf.
A
houdde
B
houdte
C
hielde
D
hield

Slide 30 - Quizvraag

Mijn collega ........... (kopen) vorig jaar een nieuwe computer.
A
kocht
B
kochtte
C
koopte
D
gekocht

Slide 31 - Quizvraag

Mijn broer ............ (gaan) vorige zomer naar een warm land op vakantie.
A
gingt
B
gaande
C
gegaan
D
ging

Slide 32 - Quizvraag

Gisteren ........ (bieden) wij dit bij de portier aan.

Slide 33 - Open vraag

Vorige week .......... (denken) hij eraan zijn werkplek op te ruimen.

Slide 34 - Open vraag

Gisteren hadden wij een werkoverleg.
Wij ............ (krijgen) hiervan een verslag.

Slide 35 - Open vraag

Mijn collega wilde snel op vakantie. De directeur ......(zien) dat als een groot probleem.

Slide 36 - Open vraag

Hij was te laat. Dat ......(spijt) hem.

Slide 37 - Open vraag

Vanochtend haperde de machine. Ik zag het. Zo .............. (voorkomen) ik een groot probleem.

Slide 38 - Open vraag

Ik ............ (mogen) gisteren mee naar een wedstrijd van het Nederlands elftal.

Slide 39 - Open vraag

Vorig jaar werkte ik bij 24/7.
..........(gelden) toen de 5-ploegendienst ook al?

Slide 40 - Open vraag

Slide 41 - Tekstslide