Werkwoorden tegenwoordige tijd werken = het hele werkwoord stam/ik vorm = hele werkwoord -en ik werk
1 / 36
volgende
Slide 1: Open vraag
NT2MBOStudiejaar 1
In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Werkwoorden tegenwoordige tijd werken = het hele werkwoord stam/ik vorm = hele werkwoord -en ik werk
Slide 1 - Open vraag
ik werk je/jij/u werkt hij/zij/het werkt wij werken jullie werken zij werken
Slide 2 - Open vraag
Als je/jij achter het werkwoord komt: -t! werk jij/je?
Slide 3 - Open vraag
Hij ...... (sturen) al zijn klanten een kerstcadeau.
A
sturt
B
stuurt
C
stuurd
D
stuurdt
Slide 4 - Quizvraag
Deze auto .............(rijden) erg lekker.
A
rijdt
B
rijd
C
rijt
D
rijdet
Slide 5 - Quizvraag
Hij ........(houden) ervan om in de vakantie aan het strand te liggen.
A
houd
B
hout
C
hou
D
houdt
Slide 6 - Quizvraag
De directie ....... (informeren) ons volgende week over de nieuwe plannen.
A
informeerdt
B
informert
C
informeerd
D
informeert
Slide 7 - Quizvraag
Ik ............. (vinden) dat plan best goed.
A
vind
B
vint
C
vindt
D
vindet
Slide 8 - Quizvraag
Mijn dienst ................ (beginnen) om 14.00 uur.
Slide 9 - Open vraag
Mijn collega ............. (branden) zijn vingers aan de machine.
Slide 10 - Open vraag
Zijn ploegleider ............ (melden) het ongeval bij de Arbo dienst
Slide 11 - Open vraag
Ons bedrijf .......... (regelen) alles zelf op het gebied van elektra.
Slide 12 - Open vraag
..................(veranderen) je dit jaar van baan?
Slide 13 - Open vraag
..........(vinden) je collega het juist leuk om bij dit bedrijf te blijven?
Slide 14 - Open vraag
Verleden tijd regelmatige werkwoorden * In het enkelvoud: - te of -de achter de ik-vorm * In het meervoud: -ten of - den achter de ik-vorm Zoek eerst de 'stam' Denk aan het: exe 't kofschip!
Slide 15 - Open vraag
Ons bedrijf .......... (bezuinigen) dit voorjaar op nieuwe machines.
A
bezuinigte
B
bezuinigtte
C
bezondigde
D
bezuinigde
Slide 16 - Quizvraag
De vorige werkdag ........(duren) veel te lang.
A
durde
B
duurdde
C
duurde
D
duurte
Slide 17 - Quizvraag
De chef ........... (beantwoorden) vanochtend alle vragen.
A
beantwoorde
B
beantwoordde
C
beantworde
D
beantwoorte
Slide 18 - Quizvraag
Onze eerste manager .......... (behandelen) vroeger alle collega's met respect.
Slide 19 - Open vraag
Wij .......... (bewaren) vroeger alle tekeningen.
Slide 20 - Open vraag
Wat .......... (bedoelen) hij gisteren met die opmerking?
Slide 21 - Open vraag
Wij ........... (lassen) gisteren 6 profielen.
Slide 22 - Open vraag
Verleden tijd onregelmatige werkwoorden: lopen - liepen - hebben gelopen eten - aten - hebben gegeten bakken - bakte - hebben gebakken
Slide 23 - Open vraag
Vanochtend ......(rijden) wij naar het werk.
A
rijdenden
B
reden
C
redenden
D
rijdenten
Slide 24 - Quizvraag
Hij .......... (vinden) gisteren zijn collega niet vriendelijk.
A
vond
B
vondt
C
vinde
D
vonde
Slide 25 - Quizvraag
Die man .......... (houden) zich vorige week niet aan de regels van het bedrijf.
A
houdde
B
houdte
C
hielde
D
hield
Slide 26 - Quizvraag
Mijn collega ........... (kopen) vorig jaar een nieuwe computer.
A
kocht
B
kochtte
C
koopte
D
gekocht
Slide 27 - Quizvraag
Mijn broer ............ (gaan) vorige zomer naar een warm land op vakantie.
A
gingt
B
gaande
C
gegaan
D
ging
Slide 28 - Quizvraag
Gisteren ........ (bieden) wij dit bij de portier aan.
Slide 29 - Open vraag
Vorige week .......... (denken) hij eraan zijn werkplek op te ruimen.
Slide 30 - Open vraag
Gisteren hadden wij een werkoverleg. Wij ............ (krijgen) hiervan een verslag.
Slide 31 - Open vraag
Mijn collega wilde snel op vakantie. De directeur ......(zien) dat als een groot probleem.
Slide 32 - Open vraag
Hij was te laat. Dat ......(spijt) hem.
Slide 33 - Open vraag
Vanochtend haperde de machine. Ik zag het. Zo .............. (voorkomen) ik een groot probleem.
Slide 34 - Open vraag
Ik ............ (mogen) gisteren mee naar een wedstrijd van het Nederlands elftal.
Slide 35 - Open vraag
Vorig jaar werkte ik bij 24/7. ..........(gelden) toen de 5-ploegendienst ook al?