Als in een zin met een ww.gezegde maar één werkwoord staat dan is dat een ZELFSTANDIG WERKWOORD.Het ww geeft aan wat het onderwerp doet!
Alsin een zin met een nw.gezegde maar één werkwoord staat dan is dat een KOPPEL WERKWOORD.Het ww geeft aan wat het onderwerp is (het koppelt een eigenschap, toestand of kenmerk)!
Slide 4 - Tekstslide
Werkwoordelijk gezegde
Werkwoordelijk gezegde: de werkwoorden in deze zin zeggen wat het onderwerp 'doet'.
vb. Tim zoekt al jarenlang naar die brief.
Tim = onderwerp
zoekt = persoonsvorm en werkwoordelijk gezegde
Slide 5 - Tekstslide
Werkwoordelijk gezegde
vb. Tim heeft jaren naar die brief gezocht.
pv = heeft
ww gez = heeft gezocht
heeft = hulp werkwoord
zelfstandig werkwoord = gezocht
vb. Tim zal desnoods nog jaren naar die brief blijven zoeken.
Slide 6 - Tekstslide
Werkwoordelijk gezegde
vb. Tim zal desnoods nog jaren naar die brief blijven zoeken.
pv = zal
ww gez = zal blijven zoeken
hww = zal, blijven
zww = zoeken
Slide 7 - Tekstslide
Naamwoordelijke gezegde
Slide 8 - Tekstslide
Het naamwoordelijk gezegde
Het naamwoordelijk gezegde zegt wat iemand of iets (het onderwerp) 'is', wordt of blijft.
Het naamwoordelijk gezegde bestaat uit:
een werkwoordelijk en een naamwoordelijk deel.
Het werkwoordelijk deel is werkwoord dat het naamwoordelijk deel koppelt. (koppelwerkwoord)
Slide 9 - Tekstslide
Het naamwoordelijk gezegde
Het naamwoordelijk gezegde zegt wat het onderwerp 'is', wordt of blijft en geeft altijd een eigenschap, kenmerk of toestand weer van het onderwerp.
B (beroep)
E (emotie)
T (toestand)
Slide 10 - Tekstslide
Het naamwoordelijk gezegde
1.[Naamwoordelijk deel], zegt iets over het onderwerp
2. Werkwoordelijk deel, een koppelwerkwoord, is nodig om het naamwoordelijk deel aan het onderwerp te koppelen.
Slide 11 - Tekstslide
Koppel- versus hulpwerkwoorden
Een werkwoordelijk gezegde kent hulpwerkwoorden en zelfstandige werkwoorden.
Een naamwoordelijk gezegde kent koppelwerkwoorden en hulp werkwoorden. Ww in de vorm van:zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken en vóórkomen - (ZWOBBELS+HDV).
Zelfstandige en hulp werkwoorden: werkwoord met een duidelijke betekenis en kun je NIET weglaten.
Slide 12 - Tekstslide
H4 Woordsoorten: soorten werkwoorden
3 soorten: zelfstandig, koppel- en hulpwerkwoord (zww, kww, hww)
Zin met 1 werkwoord: zww of kww.
Zin met meerdere werkwoorden: slechts 1 zww OF kww, de rest is hww.
Koppelwerkwoorden: ZWOBBELS+HDV
Zww of kww kun je niet weglaten.
Zww of kww staat meestal achterin de zin.
Slide 13 - Tekstslide
Zelf aan de slag
Maak zelf in stilte opdracht 1 en 2 (blz. 120)
Na 5 minuten bespreken we de opdrachten klassikaal