Woordsoorten-H.3-zww-kww-hww

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?


Na deze les weet je hoe je zelfstandige, koppel en hulpwerkwoorden kunt herkennen


1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?


Na deze les weet je hoe je zelfstandige, koppel en hulpwerkwoorden kunt herkennen


Slide 1 - Tekstslide

Hoe zat het ook weer met het persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord? 
Zie hoofdstuk 1 blz. 30 woordsoorten


Duidt een persoon, dier, of ding aan=?
persoonlijk voornaamwoord

Slide 2 - Tekstslide

geeft aan van wie iets is
bezittelijk voornaamwoord
..............? staan altijd alleen,staan geen zelfstandige naamwoorden bij
persoonlijk voornaamwoord vervangt het zelfstandig naamwoord

Slide 3 - Tekstslide

Hoe zat het ook weer met het koppel en hulpwerkwoord? H. 2 blz. 62 woordsoorten
Een .......bevat altijd één koppelwerkwoord, een vorm van ( geef 6)
naamwoordelijk gezegde

zijn
worden 
lijken 
blijven 
blijken 
schijnen

Slide 4 - Tekstslide

In een zin met een werkwoordelijk gezegde, staat altijd een?
zelfstandig werkwoord
Als er meer dan 1 ww in de zin staat, dan is de pv altijd een?
hulpwerkwoord

Slide 5 - Tekstslide

H.3 blz.94 woordsoorten
Als in een zin met een werkwoordelijk gezegde maar één werkwoord staat, dan is dat een zelfstandig werkwoord (zww)

Als er meer werkwoorden zijn, staat het zelfstandig werkwoord meestal achter in de zin. 

De andere werkwoorden (ook de persoonsvorm) zijn dan hulpwerkwoord (hww)

Slide 6 - Tekstslide

– In de vakantie bezoekt (zww) Veerle graag een museum.
– In de vakantie wil (hww) Veerle graag een museum bezoeken (zww).
– In de vakantie zou (hww) Veerle graag een museum willen (hww) bezoeken (zww).

Slide 7 - Tekstslide

Als in een zin met een naamwoordelijk gezegde maar een werkwoord staat, dan is dat een vorm van een koppelwerkwoord (kww): zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen
Het koppelwerkwoord koppelt een (tijdelijke) eigenschap aan het onderwerp. 

Als er meer werkwoorden zijn, staat het koppelwerkwoord vaak achter in de zin. De andere werkwoorden zijn dan hulpwerkwoord

Slide 8 - Tekstslide

– Lasergamen is (kww) [echt spannend]!
– Lasergamen kan (hww) [echt spannend] zijn (kww) !
– Lasergamen zou (hww) weleens [echt spannend] kunnen (hww) zijn (kww)!


Let op: zodra er meer dan een werkwoord in de zin staat, is de persoonsvorm altijd een hulpwerkwoord.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Link

Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?


Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................

Slide 11 - Tekstslide

H2A-2021

Slide 12 - Tekstslide

                                          H2B-2021

Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag

Slide 14 - Tekstslide

Maken:
Grammatica woordsoorten 
H. 3 blz. 94

startopdr.+ 
opdr. 1 t/m 5

Slide 15 - Tekstslide