Dag 1

Thema 7 Ruzie
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Thema 7 Ruzie

Slide 1 - Tekstslide

Thema 7 Ruzie
Vandaag leren jullie 6 woorden over het thema 'ruzie'.
De woorden: 
  1. de ruzie
  2. afpakken
  3. alleen
  4. als
  5. bedankt
  6. Blijven

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

De ruzie
  • De situatie dat mensen boos zijn op elkaar
  • Werkwoord: Ik ruzie, jij ruziet en wij ruziën.
  • Ik maak ruzie, jij maakt ruzie en wij maken ruzie.
  • De kinderen in de straat maken vaak ruzie met elkaar.
  • Ik heb vaak ruzie met mijn broertje.
  • De ruzie tussen de jongens is erg.

Slide 4 - Tekstslide

afpakken
  • Van iemand afpakken, zodat die persoon het niet meer heeft
  • Ik pak af, jij pakt af/ pak jij af?, Hij/zij pakt af en wij pakken af.
  • Ik ga voetballen en de tegenpartij pakt de bal af.
  • Mijn zus maakt geluid met haar pen, ik vind het niet leuk dus ik ga haar pen afpakken.

Slide 5 - Tekstslide

Alleen
  • zonder andere mensen
  •  Zin: Ik zit in de bus zonder andere mensen, ik ben helemaal alleen.
  • Zin: Mijn vader en moeder zijn niet thuis, dus ik ben vanavond alleen thuis.

Slide 6 - Tekstslide

Als
  • op het moment dat
  • Zin: Als ik later groot ben wordt ik piloot. 
  • Zin: Als de bel gaat hebben we pauze.

Slide 7 - Tekstslide

bedankt
  • zeggen dat je er blij mee bent 
  • werkwoord: bedanken
  • Ik bedank, zij bedankt, wij bedanken
  • Zin: Wij bedanken jullie voor jullie hulp.
  • Zin: Heel erg bedankt voor de koffie.

Slide 8 - Tekstslide

Blijven
  • Niet weggaan
  • Werkwoord: Ik blijf, zij/ hij blijft , wij blijven
  • Zin: De docent vraagt aan de leerlingen of ze in de klas blijven tot de bel gaat.
  • Zin: Ik blijf bij de hond wachten tot zijn baasje er is.

Slide 9 - Tekstslide

Wat wordt er bedoeld met het woord 'de ruzie'?
A
Samen spelen
B
Rustig
C
situatie dat mensen blij zijn
D
situatie dat mensen boos zijn op elkaar

Slide 10 - Quizvraag

Wat wordt er bedoeld met het woord 'afpakken'?
A
geven
B
iets pakken zodat de persoon het niet meer heeft
C
plakken
D
eten

Slide 11 - Quizvraag

Wat wordt er bedoeld met het woord 'alleen'?
A
samen met 2 andere mensen
B
met 4 dieren samen
C
ik en jij
D
zonder mensen

Slide 12 - Quizvraag

Wat wordt er bedoeld met het woord 'als'?
A
gaan
B
op het moment dat
C
ja
D
nee

Slide 13 - Quizvraag

Wat wordt er bedoeld met het woord 'bedankt'?
A
zeggen dat je iets niet wilt
B
zeggen dat je er blij mee bent
C
iets afpakken
D
een hekel hebben aan iets

Slide 14 - Quizvraag

Wat wordt er bedoeld met het woord 'blijven'?
A
weggaan
B
niet weggaan
C
vertrekken
D
niet vertrekken

Slide 15 - Quizvraag

Maak zelf een zin

Slide 16 - Tekstslide

Maak een zin met het woord 'bedankt'.

Slide 17 - Open vraag

Vul het ontbrekende woord in van de zinnen.

Slide 18 - Tekstslide

Wil je ..... ? Want ik ben bang om alleen te zijn.

Slide 19 - Open vraag

De docent wil mijn telefoon....., want ik zit de hele dag op mijn telefoon.

Slide 20 - Open vraag

Met wie heb jij wel eens ruzie?

Slide 21 - Open vraag

Zinnen maken

Het rad draait een naam. Zie je jouw naam? Dan maak je een zin met 1 van de woorden.
De woorden: de ruzie, afpakken, alleen, als, bedankt en blijven

Slide 22 - Tekstslide