cours du 9 janvier

cours du 9 janvier
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

cours du 9 janvier

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

devoirs pour aujourd'hui
- apprends voc E (heureux-nous voyons)

- lis tous les verbes*+ traductions de vocabulaire E
- Fais E1 (p. 42) & E3 (p. 44)

* de werkwoorden zijn dikgedrukt


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

programme
- Mini-test
- Qu'est-ce quón fait encore, cette période?
- apprendre dire & voc E partie 2 (5 min)
- corriger devoirs
- les adjectifs place 
(- corriger exercices d'écriture voisin
- parler
- Kahoot)


venir (komen):
je dis
tu dis
il/elle/on dit
nous diSons
vous diTeS
ils/elles diSent

timer
5:00

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

mini test
1. nous voyons
2. Enfin
3. malheureusement
4. bref
5. d'abord
6. déteste
7. ainsi
8. le pays
9. près de
venir (komen):
je dis
tu dis
il/elle/on dit
nous diSons
vous diTeS
ils/elles diSent

timer
3:00

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

exercice E1
puis = vervolgens, daarna
enfin = uiteindelijk
bref = kortom
ainsi = zo
en plus = bovendien
d'abord = eerst
1. d'abord
2. en plus
3. de plus
4. ainsi
5. enfin
6. bref
exercice E3
1. nous adorons
2. nous lisons
3. vous écrivez
4. détestent
5. ils oublient
6. nous voyons
7. il ne comprend pas
8. ils/elles répètent
9. vous voulez
10. vous faites
11. ils envoyent

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

les adjectifs (place)
  • Normaal gesproken: voor/achter zelfstandig naamwoord

  • één rijtje met uitzonderingen, deze komen er juist voor/achter

  • Beau, bon, joli, 
  • haut ,long, petit
  • jeune, grand, gros
  • vieux, mauvais, nouveau, 
  • premier ... dernier.

  • Donne toutes les formes féminines & plurales des adjectifs ci-dessus



Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

les adjectifs (place)
  • Normaal gesproken: voor/achter zelfstandig naamwoord

  • één rijtje met uitzonderingen, deze komen er juist voor/achter

  • Beau, bon, joli, 
  • haut ,long, petit
  • jeune, grand, gros
  • vieux, mauvais, nouveau, 
  • premier ... dernier.

  • Donne toutes les formes féminines & plurales des adjectifs ci-dessus


pratiquer:
fais 6F (p. 59-60)

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

programme
- Mini-test
- Qu'est-ce quón fait encore, cette période?
- apprendre dire & voc E partie 2 (5 min)
- corriger devoirs
- les adjectifs place 
- corriger exercices d'écriture voisin
- parler
- Kahoot
- (un petit jeu?)

venir (komen):
je dis
tu dis
il/elle/on dit
nous diSons
vous diTeS
ils/elles diSent

timer
5:00

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

nakijken schrijfstukje
S = spellingsfout
V = vocabulairefout > verkeerde woord gekozen of woord mist
W = werkwoordsfout > verkeerde persoon of tijd
A = aanpassingsfout > mannelijk/vrouwelijk/ enkelvoud/meervoud is niet goed aangepast
L = lidwoordsfout > geen of verkeerd lidwoord 
O = opdrachtfout > oopdracht niet goed gevolgd/er mist wat/niet te volgen
NL = niet leesbaar

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

parler
  • Je gaat vertellen wat je ziet (klas, mesen, spullen, buiten,enz)
  • Wat zijn je doelen?
  •    -> schrijf je nieuwe EIGEN doel(en) op 
  •    -> je gaat elkaar feed back geven op deze doelen
  • in tweetallen > spreken
  • 1. wat ging er goed ? 2. Waar ga je de volgende keer op letten?  ---> Schrijf deze twee punten onder je doelen.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voorbeelddoelen:
1. ik begin met praten zonder Nederlandse woorden, hoeft nog helemaal niet foutloos!
2. Ik kan aan een Fransman overbrengen wat ik wil zeggen, met gebruik van handen, voeten en al het Frans dat ik ken.
3. Mijn uitspraak is goed en anders verbeteren mijn medeleerlingen me daarop.
4. Ik zorg dat ik al mijn werkwoorden vervoeg.
5. Ik kan iets in het Frans overbrengen, na een korte voorbereiding waarbij ik 10 woorden op heb kunnen zoeken.
6. ik praat in hele zinnen, ook al zijn ze niet correct.
7. ik herhaal zoveel mogelijk dingen die ik al weet om mijn gesprek zo vloeiend mogelijk te laten klinken (herhaal de vraag, gebruik zinnen uit het verhaaltje, enz).

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

devoirs
- Apprends voc E (heureux - riche)
- Apprends le verbe  dire (p. 118)
- répète la place des adjectifs (p. 114-115) (ken het versje uit je hoofd)
- fais ex E2 & E4 (p. 43-45)
- finis ex 6F (p. 59-60)

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

exercice E1
puis = vervolgens, daarna
enfin = uiteindelijk
bref = kortom
ainsi = zo
en plus = bovendien
d'abord = eerst
1. d'abord
2. en plus
3. de plus
4. ainsi
5. enfin
6. bref
exercice E2
1. heureux
2. loin
3. malheureusement, argent
4. riche
5. efficaceS
6. nourriture
7. quelque chose
8. nécessaire
9. pays
10. malheureux
11. quelqu'un
12. près (de)

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

exercice 6a
1. bruns
2. gris
3. blanche
4. noir. 
5. bleue
6. vert
7. vieil/vieux
exercice 6c
1. grandes
2. mauvaises
3. difficile
4. gris
5. drôle/marrant
6. bonne
7. belle/jolie
8. nouveaux
9. vieux
10. nouvelle
exercice 6b
1. blonde
2. petite
3. jeune
4. intelligente
5. sportive

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

beau
belle
fâché(e)
rit/ris/...
drôle
surpris(e)
intelligent(e)
malade
peut-être
un escalier

une pizza
un sandwich
une salade
un déjeuner

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

en couples > Kahoot mon/ton/son/etc.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Marie veut aller voir son ami Pierre à Paris en France.
2. Elle décide d'y aller à pied mais elle ne marche pas.
3. Marie voit la policière après le capitaine.
4. Quand Marie voit la policière elle traverse la rue et dit: "Bonjour, Marie!".
5. La policière, le capitaine, l'extraterrestre et le conducteur veulent tous aider Marie.
6. Seulement la soucoupe volante marche bien, la voiture, le train et le bateau ne marchent pas bien.
7. Après le train, Marie saute dans l'eau et nage et nage.
8. Marie est fatiguée parce qu'elle a beaucoup marché.
9. Marie arrive à Paris avec Pierre.
10. La mère de Pierre est désolée, parce que Pierre ne veut pas voir Marie.
corrige les fautes!

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

https://www.ortholud.com/conjugaison/passe_simple/texte1.php
répéter les temps verbaux 6v
1. Qu'est-ce que tu as fait, hier soir ? passé composé > j'ai fait
2. Où est-ce que tu habitais quand tu étais petit(e) ? imparfait > j'habitais/étais
3. Qu'est-ce que tu vas faire après l'école, aujourd'hui ? futur proche > je VAIS faire
4. Quand veux-tu finir tes exercices sur Woots ? présent pv + heel ww > je veux finir
5. Si tu pouvais choisir, où voudrais-tu aller en vacances, la semaine prochaine ? > conditionnel > (si je pouvais) je voudrais (met SI-constructie krijg je SI + imparfait, conditionnel)
6. Combien de tests auras-tu dans la semaine des examens de période 2 ? futur simple > j'aurai
7. Comment est-ce que tu es allé(e) à l'école, ce matin. > passé composé met être > je suis allé(e)

ENCORE UNE FOIS LES MÊMES QUESTIONS + RÉPONSES MAIS UTILISE "VOUS" ET "NOUS"

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

la dernière semaine de la période 2

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies