Bedrijfskunde KW2-7

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
bedrijfskundeMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Vaste kosten zijn?
A
Kosten die gelijk blijven onafhankelijk van de productie
B
Kosten die minder worden bij productie die afneemt.
C
Kosten die toenemen bij toenemende productie
D
Geen van deze antwoorden zijn juist.

Slide 4 - Quizvraag

Variabele kosten zijn
A
Kosten die gelijk blijven onafhankelijk van de productie
B
Kosten die toenemen wanneer de productie afneemt.
C
Kosten die toenemen bij toenemende productie
D
Geen van deze antwoorden zijn juist.

Slide 5 - Quizvraag

Verhoging van de productie zal leiden tot verhoging van de:
A
afschrijvingskosten
B
variabele kosten
C
vaste kosten
D
indirecte kosten

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de BEP
A
Back End Problems
B
Best Efficient Price
C
Boring Exchange Prices
D
Break Even Point

Slide 7 - Quizvraag

Wat is geen onderdeel van het Break Even Point
A
Vaste kosten
B
Variabele kosten
C
Winst
D
Verkoopprijs

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Wat is de winst of verlies die bij de onderbezetting

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Wat is de winst of verlies die bij de overbezetting?

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

De verkoopprijs van een product is € 6. De variabele kosten zijn € 4,20 per stuk. De vaste kosten zijn € 16.000.
Het BEP ligt bij?

A
8889 stuks.
B
3810 stuks.
C
1569 stuks.
D
2667 stuks.

Slide 19 - Quizvraag


Het percentage dat aangeeft in welke mate de capaciteit wordt benut, noem je de:
A
capaciteitsgraad.
B
bezettingsgraad.
C
break-even-analyse.
D
optimale capaciteit.

Slide 20 - Quizvraag

De arbeidskosten moeten worden terugverdiend in de productieve uren: Per jaar wordt er in jouw bedrijf 1602 uren gewerkt. Daarvan is 20% niet productief. Met hoeveel arbeidsuren moet je rekenen voor een juiste kostenbepaling?

A
1282 uur
B
1602 uur
C
1702 uur
D
1976 uur

Slide 21 - Quizvraag