v3 Enzymen

v3 Enzymen
een formatief toetsje
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 10 min

Onderdelen in deze les

v3 Enzymen
een formatief toetsje

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tot welke groep voedingsstoffen behoren enzymen?
A
Eiwitten
B
Koolhydraten
C
Vetten
D
Vitaminen

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verteringssappen ...
A
zijn enzymen
B
bevatten enzymen
C
bevatten geen enzymen
D
maken enzymen

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verteringssappen bevatten enzymen. Wat zijn enzymen?
A
indicatoren
B
slotjes voor sleutels
C
stoffen die processen versnellen
D
stofjes die het beste werken bij 37 graden

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verteringssappen bevatten enzymen. Wat zijn enzymen?
A
bacteriën
B
mineralen
C
eiwitten
D
elektrolyten

Slide 5 - Quizvraag

Enzymen zijn eiwitten die door de cellen worden gemaakt en die chemische processen in ons lichaam bevorderen. Ze kunnen binden en ze kunnen verteren.
19. Een enzym is altijd een eiwit
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

20. Een eiwit is altijd een enzym
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat doen enzymen?
A
Enzymen verbranden voedingsstoffen
B
Enzymen versnellen het afbreken van voedingsstoffen
C
Enzymen bevatten verteringssappen
D
Enzymen nemen voedingstoffen op in het bloed

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk van de volgende stoffen wordt niet afgebroken door enzymen?
A
Eiwitten
B
Vetten
C
Voedingsvezel
D
Zetmeel

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke rol spelen enzymen bij de vertering?
A
Ze bouwen de verteringssappen
B
Ze verteren voedingsstoffen
C
Ze knippen voedingsstoffen in kleine stukjes
D
Ze zorgen ervoor dat de darmperistaltiek goed blijft werken

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De eerste enzymen komen bij de voedselbrij in de...
A
Mond
B
Slokdarm
C
Maag
D
Dunne darm

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Juist of onjuist?

Er zitten enzymen in gal.
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Donny zegt: Gal is een enzym.
Ben zegt: Gal verteert vetten
Wie heeft gelijk?
A
Donny
B
Ben
C
Beide
D
Beide ongelijk

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk enzym vertoont de grootste enzymactiviteit?
A
x (rood)
B
y (groen
C
z (paars)

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke temperatuur werkt enzym 1 het beste?
A
20 graden
B
40 graden
C
Dat kan je niet weten
D
30 graden

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke bewering klopt over de enzymactiviteit en de enzymconcentratie bij temperaturen P, Q en R?
A
Bij alle drie de temperaturen is de enzymactiviteit gelijk.
B
Tussen P en Q neemt de activiteit af.
C
Tussen Q en R neemt de activiteit af.
D
Bij R is de enzymactiviteit het hoogst.

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke bewering klopt over de enzymactiviteit en de enzymconcentratie bij temperaturen P, Q en R?
A
Bij alle drie de temperaturen is de enzymconcentratie gelijk.
B
Tussen P en Q neemt de activiteit toe, omdat de concentratie van het enzym toeneemt.
C
Tussen Q en R neemt de activiteit af, omdat de concentratie van intacte enzym afneemt.

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

een werkt enzym het best bij de ...
A
minimumtemperatuur
B
optimumtemeratuur
C
maximumtemperatuur

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Meer enzymen leiden tot hogere enzymactiviteit
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als een enzym gedenatureerd is, betekent dat dat het enzym ...
A
opgebruikt is
B
uit elkaar is gevallen
C
dood is
D
van vorm is veranderd

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Enzymen zijn gevoelig voor temperatuur. Ze werken het beste bij de optimumtemperatuur. Wat gebeurt er met het enzym als deze boven de maximumtemperatuur komt?
A
Het enzym gaat sneller werken.
B
Het enzym gaat langzamer werken.
C
Het enzym gaat kapot.
D
Het enzym werkt niet meer.

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies