Paragraaf 2 elektrische energie deel 2

wat is elektriciteit?
stoffen —> moleculen —> atomen —> elektronen

statische elektricitet / elektriciteit

P = U x I

E = P x t
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 39 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

wat is elektriciteit?
stoffen —> moleculen —> atomen —> elektronen

statische elektricitet / elektriciteit

P = U x I

E = P x t

Slide 1 - Tekstslide

formule

P = U x I

U = spanning in volt (V)
I = stroomsterkte  in ampere (A)
P = vermogen in watt (W)


Slide 2 - Tekstslide

formule

E = P x t

E = energie in kilowattuur (kWh)
P = vermogen in kilowatt (kW)
t = tijd in uur (h)


Slide 3 - Tekstslide

formule

E = P x t

E = energie in joule (J)
P = vermogen in watt (W)
t = tijd in seconde (s)


Slide 4 - Tekstslide

basis berekeningen
vermogen

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

U = 24V
I = 1,2A

P = U x I
P = 24 x 1,2

P = 28,8A

Slide 7 - Tekstslide

berekeningen
vermogen en energie

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

P = 900W/m2
A = 3,5m2
t = 12h

Ptotaal = 900 x 3,5 = 3150W = 3,15kW

E = P x t
E = 3,15 x 12 = 37,8kWh

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

P = 4,2 x 10^5 W = 420.000W = 420kWh
t = 7,5h
1 kWh €0,25

E = P x t
E = 420 x 7,5

E = 3.150 kWh

Kosten = 3.150 x €0,25
Kosten = €787,50

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

P = 2,0W = 0,002 kWh
t = 8h
1 kWh €0,24

E = P x t
E = 0,002 x 8

E = 0,016 kWh per dag
Etotaal = 0,016 x 365 = 5,84

Kosten = 5,84  x €0,24
Kosten = €1,40

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

E = 5 kWh
1 kWh €0,28

Kosten = 5 x €0,28
Kosten = €1,40


Besparing = kosten benzine auto - kosten elektrische auto
Besparing = €14 - €1,40 = €12,60

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

E = 2,7 x 10^9J = 2.700.000.000(Ws)
t = 1 minuut = 60s

E = P x t
2.700.000.000 = P x 60
(2.700.000.000 / 60)
P = 45.000.000W = 45MW

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Kosten per jaar = €30,-
Verbruik per jaar = 150 kWh

1 kWh = €30 / 150
€0,20

Slide 20 - Tekstslide

beredenatie en afleidingsvragen

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

C

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Spanning = even groot als
Vermogen = kleiner dan
Stroomsterkte = kleiner dan
Lichtsterkte = even groot als

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

A

Slide 27 - Tekstslide

overige vragen

Slide 28 - Tekstslide

1 J = 1 Ws
1 kW = 1.000 W
1 h = 60 minuten = 3600 s

1 kWh = 1.000 Wh = 3.600.000 Ws = 3.600.000 J

x 3,6 x 10^6
     —-> 
kWh                 J

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

C

Slide 31 - Tekstslide

P = E / t


1 W = J/s

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

energie omzetten

Energie vormen kunnen worden omgezet in andere vormen van energie, zo kan bijv. elektrische energie worden omgezet in stralingsenergie (licht) en warmte.


voorbeeld:


denk bijv. aan een gloeilampje, wanneer deze wordt aangelsoten op het elektriciteitsnet, dan geeft deze licht en wordt deze warm.



Slide 34 - Tekstslide

energie omzetten
Bij het omzetten van energie van de ene vorm in de andere gaat er nooit energie verloren, dat wil zeggen. De hoeveelheid energie voor de energie-omzetting is precies gelijk aan de hoeveelheid energie na de energie-omzetting, dit noemt men de wet van behoud van energie!

wet van behoud van energie:


Energie voor = energie na

Slide 35 - Tekstslide

Wet van behoud van energie

Etotaalerin=Etotaaluit

Slide 36 - Tekstslide

rendement

Wanneer men een energievorm wil omzetten in een andere vorm van energie, dan kan het zijn dat er ook energievormen vrij komen die niet gewenst zijn. Neem bijv. een gloeilamp. Men wil de elektrische energie omzetten in stralingsenergie (licht). Echter als een gloeilampje enige tijd aan staat, dan kun je voelen dat deze ook veel warmte produceert. De functie van een gloeilamp is licht geven, niet warmte produceren. De energievorm warmte is dus ongewenst in dit geval! sommige apparaten zetten de energie die ze krijgen bijna helemaal om in de gewenste vorm van energie, terwijl andere apparaten slechts een klein deel van de totale energie die ze krijgen om kunnen zetten in de gewenste vorm van energie. Het rendement van een apparaat zegt hoeveel procent van alle energie wordt omgezet in de gewenste vorm van energie. Als het rendement van een lampje dus 10% is, dan wordt slechts 10% van alle (elektrische)energie die de lamp krijgt omgezet in licht. De andere 90% gaat dan dus "verloren" aan warmte!

Slide 37 - Tekstslide

rendement
Hoe hoger het rendement van een apparaat is, des te meer energie gunstig wordt omgezet. men streeft dus altijd naar een zo hoog mogelijk rendement! Bekijk de voorbeelden hieronder en bedenk dat het gebruiken van LED lampjes dus veel energie zuiniger is dan het gebruik van gloeilampen.

Slide 38 - Tekstslide

Rendement

η=(Enuttig:Etotaal)100
η=(Pnuttig:Ptotaal)100
of
rendement in procenten
η=

E = energie in Joule

P = vermogen in Watt


Enuttig = de hoeveelheid energie die het doel van het apparaat dient (bijv. bij een lamp de hoeveelheid energie die ten goede komt aan licht, NIET warmte!)

Slide 39 - Tekstslide