Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Week 2, les 1
Week 2, les 1
1 / 38
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Biologie
MBO
Studiejaar 1
In deze les zitten
38 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
45 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Week 2, les 1
Slide 1 - Tekstslide
Programma
Leerdoelen voor vandaag
Uitleg eiwitten
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen voor vandaag
Vandaag voor
eiwitten
:
Je kunt de biologische eigenschappen en functies benoemen, en voorbeelden geven (AL).
Je kunt de chemische structuur herkennen (AL) en beschrijven (An).
Slide 3 - Tekstslide
Hoofdstukken uit boek
Eiwitten
: H5.4, p. 94 tm 98
Lipiden
: H5.5, p. 98 tm 101
Slide 4 - Tekstslide
Eiwitten (proteïnen)
De meest voorkomende moleculen in cellen
Dit zijn polymeren die veel ingewikkelder zijn dan koolhydraten
Het zijn ook de belangrijkste bouwstoffen voor een cel
Staat al in de naam:
pro
teïnen.
Pro = eerste of belangrijkste in het Grieks
Slide 5 - Tekstslide
Veel verschillende soorten eiwitten
Enzymen
: versnelt reacties, bijv. in het spijsverteringskanaal
Structuureiwitten
: steun en stevigheid, bijv. collageen in botten
Opslageiwitten
: opslag van aminozuren, bijv. melkeiwit (casseïne)
Transporteiwitten
: vervoer van stoffen, bijv. hemoglobine
Hormonen
: regulatie, bijv. insuline
Receptoreiwitten
: reactie op prikkels, bijv. op zenuwcellen
Contractiele eiwitten
: beweging, bijv. actine voor aantrekking spieren
Afweereiwitten
: bescherming tegen ziekten, bijv. antistoffen
Slide 6 - Tekstslide
Waar bestaan eiwitten uit?
A
Polysachariden
B
Aminozuren
C
Lipiden
D
Nucleotiden
Slide 7 - Quizvraag
Aminozuren
De bouwstenen van eiwitten zijn aminozuren
Deze bestaan altijd uit koolstof (C), waterstof (H), zuurstof (O) en stikstof (N). Soms zit er ook zwavel (S) in.
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Aminozuren
Er zijn 28 aminozuren, waarvan er 22 gebruikt worden voor de opbouw van eiwitten
De meeste aminozuren kunnen organismen zelf maken met voedingsstoffen uit voedsel, maar niet altijd
De essentiële aminozuren moeten kant en klaar uit het voedsel halen, kunnen dus niet zelf gemaakt worden
Slide 11 - Tekstslide
Lading aminozuren
Aminozuren kunnen ook een lading hebben, dan zijn ze geïoniseerd, afhankelijk van de zuurgraad
Bij een neutraal milieu (pH 7) zijn zowel de carboxylgroep als de aminogroep geïoniseerd
NH
2
wordt NH
3
+
COOH wordt COO
-
Slide 12 - Tekstslide
Dit heet het zwitterion
Slide 13 - Tekstslide
Di-, tri- en polypeptide
Net zoals sachariden aan elkaar kunnen binden, kunnen aminozuren dat ook
Twee aan elkaar is een
di
peptide
Drie aan elkaar is een
tri
peptide
Een lange keten is een
poly
peptide
Zo'n binding heet een
peptidebiding
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Hoe heet het proces van het vorige plaatje bij koolhydraten?
A
Hydrolyse
B
Condensatie
C
Sacharidebinding
D
Polysacharide
Slide 16 - Quizvraag
Van polypeptide naar eiwit
Dan hebben we zo'n keten, maar hoe wordt dat een eiwit?
Meerdere polypeptideketens samenvouwen!
Slide 17 - Tekstslide
Polypeptide
Primaire (1ste) structuur
Eiwit
Quaternaire (4e) structuur
Slide 18 - Tekstslide
Waterstof-bruggen
Zwavel-bruggen
Samenvoegen van meerdere polypeptide ketens
Slide 19 - Tekstslide
Er zijn 22 aminozuren, hoeveel eiwitten zijn er dan?
A
22
B
22*22 = 484
C
22^22 = 3,4 *10^29
D
Eindeloos veel
Slide 20 - Quizvraag
Denaturatie
Eiwitten zijn alleen functioneel in de tertiaire (3e) of quaternaire (4e) structuur
Als een eiwit ontvouwt door veranderingen in bijvoorbeeld temperatuur, pH, zoutconcentratie dan verliest het zijn functie
Dit is een onomkeerbaar proces
Vandaar is hoge koorts zo gevaarlijk!
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Restgroep
Aminogroep
Carboxylgroep
Slide 23 - Sleepvraag
Wat is een ander woord voor vetten?
A
Vetzuren
B
Triglyceriden
C
Nucleïnezuren
D
Lipiden
Slide 24 - Quizvraag
Lipiden (vetten)
Heterogene groep van organische verbindingen
Niet of slecht oplosbaar in water, omdat het overgrote deel van het molecuul bestaat uit C- en H-atomen
Onderscheidt men in drie groepen: triglyceriden, fosfolipiden en steroïden
Slide 25 - Tekstslide
Triglyceriden
Alle vetten, oliën, wassen en alles hier verwant aan
Verschil vetten en oliën: oliën zijn bij kamertemp. vloeibaar en vetten een vaste stof zijn onder dezelfde omstandigheden
Functie
: energieopslag
Wordt opgeslagen in vetweefsel, functioneert ook als steunmateriaal zoals het vet om onze nieren en isolatie
Daarbij is het de belangrijkste voedingsbron voor de in vet-oplosbare noodzakelijke vitaminen
Slide 26 - Tekstslide
Wat is een ander woord voor niet-wateroplosbaar?
Slide 27 - Open vraag
Slide 28 - Tekstslide
Glycerol is hydrofiel en de vetzuren hydrofoob. Wat gebeurt er met het molecuul in een bekerglas met water?
Slide 29 - Open vraag
Verzadigd en onverzadigd
Dierlijke vetten hebben een hoog percentage
enkele bindingen
tussen de C-atomen
Dit zijn
verzadigde vetzuren
Onverzadigde vetzuren
hebben één (enkelvoudige) of twee of meer (meervoudige)
dubbele bindingen
tussen de C-atomen
Dit komt vooral voor in plantaardige vetten
Slide 30 - Tekstslide
Slide 31 - Tekstslide
Fosfolipiden
Bij fosfolipiden zijn 1 van de vetzuren vervangen door een fosfaatgroep
Je hebt dan dus een glycerol, twee vetzuren en een fosfaatgroep
De fosfaatgroep maakt het uiteinde nóg hydrofieler terwijl de vetzuren hydrofoob blijven
Vandaar de opbouw van het celmembraan
Slide 32 - Tekstslide
Slide 33 - Tekstslide
Waar kennen we steroïden van?
A
Celwand
B
Eiwitten
C
Hormonen
D
Worden gemaakt in ribosomen
Slide 34 - Quizvraag
Steroïden
Chemische structuur wijkt sterk af van fosfolipiden en triglyceriden
Geen glycerol en vetzuurketens
Bestaat uit een steraanskelet: drie zesringen en een vijfring, totaal 17 C-atomen
Door zijketens veranderen functies
Slide 35 - Tekstslide
Slide 36 - Tekstslide
Cholesterol
De belangrijkste steroïden in dierlijke organismen zijn cholesterol, galzuren en steroïdhormonen
Cholesterol zit in het celmembraan en bepaalt de ''vloeibaarheid'' van het celmembraan
Galzuren worden gevormd uit cholesterol en uitgescheiden naar de dunne darm, waar ze rol spelen bij spijsvertering
Steroïdhormonen zijn geslachtshormonen en hormonen van de bijnierschors, zoals cortisol
Anabole steroïden zijn gesynthetiseerde mannelijke hormonen
Slide 37 - Tekstslide
Cholesterol
Testosteron
Slide 38 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
10.4 Voeding en vertering
Juni 2022
- Les met
28 slides
Biologie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5
LE03 week 2
November 2020
- Les met
31 slides
laboratoriumtechniek biologie
MBO
Studiejaar 1
Basisstof 4; Voortgezette assimilatie
November 2022
- Les met
17 slides
Biologie
Middelbare school
mavo
Leerjaar 5
Voedingsstoffen
Oktober 2020
- Les met
22 slides
Verpleging en verzorging
MBO
Studiejaar 1
1.4 voortgezette assimilatie
September 2022
- Les met
22 slides
Biologie
Middelbare school
havo
Leerjaar 5
Fysiologie spijsverteringskanaal, les 1
November 2022
- Les met
26 slides
Spijsvertering
MBO
Studiejaar 4
Fysiologie spijsverteringskanaal, les 1
September 2022
- Les met
24 slides
Spijsvertering
MBO
Studiejaar 4
Fysiologie spijsverteringskanaal, les 1
September 2022
- Les met
23 slides
Fysiologie
MBO
Studiejaar 2