In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
H5.1 Licht, schaduw en spiegels uitwerkingen
Slide 1 - Tekstslide
1 Op tafel brandt een kaars. Deze kaars is een: A diffuse lichtbron.
A
diffuse lichtbron
B
directe lichtbron.
C
geabsorbeerde lichtbron
D
indirecte lichtbron
Slide 2 - Quizvraag
2 Je wilt de schaduw van een voorwerp tekenen. Waar teken je de schaduw?
A
tussen de hoek van inval en de hoek van terugkaatsing
B
tussen de randstralen
C
tussen het voorwerp en de lichtbron
D
tussen het voorwerp en de normaal
Slide 3 - Quizvraag
3 Een lichtstraal wordt teruggekaatst door een spiegel. Bij spiegelende terugkaatsing is de hoek van inval:
A
groter dan de hoek van terugkaatsing.
B
even groot als de hoek van terugkaatsing
C
kleiner dan de hoek van terugkaatsing.
D
groter dan de hoek van terugkaatsing, bij hoeken kleiner dan 90°.
Slide 4 - Quizvraag
4 In de spiegel zie je het spiegelbeeld van een voorwerp. Dit spiegelbeeld is een:
A
diffuus beeld.
B
indirect beeld.
C
normaal beeld.
D
virtueel beeld.
Slide 5 - Quizvraag
5 In een spiegel zie je een deel van de omgeving. Het gebied dat je in een spiegel ziet, noem je:
A
de dode hoek.
B
het gebied van terugkaatsing.
C
het virtuele veld.
D
het gezichtsveld.
Slide 6 - Quizvraag
6 Om een teruggekaatste lichtstraal te tekenen, moet je een aantal lijnen tekenen. De lijn die loodrecht op de spiegel staat, noem je:
A
de randstraal.
B
de lichtstraal.
C
de normaal.
D
de spiegelstraal.
Slide 7 - Quizvraag
7 Vul in: a Een voorwerp dat zelf licht geeft, noem je een .......... lichtbron. b Een voorwerp dat licht naar je ogen weerkaatst, noem je een ........... lichtbron.
Slide 8 - Open vraag
8 In figuur 1 is getekend hoe een lichtstraal door een spiegel wordt teruggekaatst.
a Hoe heet de stippellijn?
b Hoe heet hoek a?
c Hoe heet hoek b?
Slide 9 - Open vraag
9 Spiegels kaatsen het licht dat erop valt, spiegelend terug. a Wat is het verschil tussen spiegelende en diffuse terugkaatsing?
Slide 10 - Open vraag
9 Spiegels kaatsen het licht dat erop valt, spiegelend terug. b Een spiegelbeeld is een virtueel beeld. Wat betekent ‘virtueel’?
Slide 11 - Open vraag
9 Spiegels kaatsen het licht dat erop valt, spiegelend terug. c Wat wordt bedoeld met ‘gezichtsveld van een spiegel’?
Slide 12 - Open vraag
10 In figuur 2 zie je een schaduw op de vloer en de wand (de dikke lijn). Deze schaduw
ontstaat, omdat zich achter de man een lamp bevindt.
Waar is de lamp?
A op plaats A D op plaats D
B op plaats B E op plaats E
C op plaats C
Slide 13 - Open vraag
11 Jan loopt op een mooie zomerdag langs een muurtje (figuur 3a). De zon schijnt. De tekenaar heeft één lichtstraal getekend om aan te geven uit welke richting het zonlicht komt. a Teken in figuur 3a de schaduw van de muur.
Slide 14 - Open vraag
Slide 15 - Tekstslide
b Kan Jan de hond achter de muur zien? c Ligt de hond in de schaduw van de muur?
Slide 16 - Open vraag
d ’s Nachts loopt Jan weer langs de muur (figuur 3b). Het enige licht komt nu van een straatlantaarn. De hond ligt er nog steeds. Teken in figuur 3b de schaduw van de muur.
Slide 17 - Open vraag
Slide 18 - Tekstslide
e Ligt de hond nu in de schaduw?
Slide 19 - Open vraag
12 Bekijk de fietser in figuur 4. a Is de fietser een directe lichtbron?
Slide 20 - Open vraag
12 Bekijk de fietser in figuur 4. b Wanneer wordt de fietser een indirecte lichtbron?
Slide 21 - Open vraag
12 Bekijk de fietser in figuur 4. c Automobilisten kunnen de fietser beter zien, als hij lichte kleding draagt. Leg uit hoe dat komt.
Slide 22 - Open vraag
12 Bekijk de fietser in figuur 4. d Wat gebeurt er met licht dat op donkere kleding valt?
Slide 23 - Open vraag
12 Bekijk de fietser in figuur 4. e Waardoor geven de reflectiestrepen extra veiligheid?