democratie havo/vwo les 2

• Burgerschap
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Welkom in de burgerschaples!

Begin met de vraag: waar hebben we het de vorige les over gehad? 

Laat leerlingen benoemen:

- samenleving/maatschappij

- sociale omgeving

- identiteit

- regels en wetten

- sociaal wezen

- etc.

Vandaag

1.  Begrippenlijst + mini-so

2. Wie mag stemmen?

3.  Hoe ga je stemmen?

4. Op wie kan je stemmen?

5. Opdracht:

6.  Afsluiting

mini-toets

1. elke 2 weken een toets over de woorden van die week en de vorige week (dus 14 woorden)

(каждые 2 недели тест на слова этой недели и предыдущей недели (итак 14 слов))

2. Alle toetsen samen tellen mee voor de helft van het cijfer van periode 3

(Все тесты вместе составляют половину оценки за 3-й период.)

Begrippenlijst:

1. het stemhokje

2. het stemmen

3. het stembiljet

4. de verkiezingen

5. het rode potlood

6. de politieke partij

7. het volk 

Leerdoelen:

Aan het einde van de les weet ik:

1. Hoe ik moet stemmen in de verkiezingen

2. Op wie ik kan stemmen tijdens de verkiezingen

Zonder rijbewijs autorijden: overtreding of misdaad?

1. Overtreding
2. Misdaad

Wie deelt de straf uit?

1. Rechtbank
2. Rechter
3. Rechtspraak
4. Advocaat

Wie deelt de straf uit?

1. Rechtbank
2. Rechter
3. Rechtspraak
4. Advocaat

18 jaar = stemmen!

Hoe oud moet je zijn om te stemmen?

1. 19 jaar
2. 21 jaar
3. 16 jaar
4. 18 jaar

Stempas + paspoort = stemmen

In het stemhokje kleur je met het rode potlood in op welke partij je wilt stemmen.

Wat heb je nodig om te gaan stemmen?

1. stempas en paspoort
2. alleen een paspoort
3. alleen een stempas
4. rood potlood en stempas

Na de verkiezingen worden de stoelen in de Tweede Kamer verdeeld tussen de politieke partijen. Meer stemmen = Meer stoelen in de Tweede Kamer

Hoeveel stoelen in de Tweede kamer krijgt een politieke partij

1. dat hangt af van het aantal stemmen
2. dat ligt eraan hoe hard ze schreeuwen
3. dat ligt eraan hoe hoeveel meningen ze hebben
4. hoeveel mensen er in de partij zitten