3.1 organismen in hun omgeving (deel 2)

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Begrippen bespreken
3.1 afronden: Aanpassen van dieren aan het ecosysteem
Gebit
Snavels en poten

Zelfstandig werken
Afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Dik gedrukte begrippen
Biotische factoren
Abiotische factoren
Ecosysteem - 
Aanpassingen

Slide 3 - Tekstslide

Dik gedrukte begrippen
Biotische factoren - invloeden uit de levende natuur
Abiotische factoren - invloeden uit de levenloze natuur
Ecosysteem - de abiotische en biotische factoren samen
Aanpassingen: Een eigenschap van een organisme, waarmee hij goed kan overleven in zijn ecosysteem


Slide 4 - Tekstslide

Dik gedrukte begrippen
Voorjaarsbloeiers
Klimplanten - 
Wortelrozetten - 
Woestijnplanten

Slide 5 - Tekstslide

Dik gedrukte begrippen
Voorjaarsbloeiers: Bloeien voordat de bladeren aan de boom komen (zoals, speenkruid)
Klimplanten - Heeft aan de stengel hechtworteltjes, hiermee kan hij omhoog richting het licht groeien. (zoals klimop)
Wortelrozetten - Zorgen ervoor dat er geen andere planten in de buurt kunnen groeien (zoals paardenbloem)
Woestijnplanten - kleine bladeren, vettige bladeren of behaarde bladeren zodat er minder water verdampt wordt (zoals cactus).

Slide 6 - Tekstslide

Dik gedrukte begrippen
Warmbloedig - 
Isolatie - 
Wintervacht

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Aanpassingen aan een warme omgeving 
Voorbeelden zijn:
1. dunne vacht
2. grote oren
3. lange poten

Het lichaamsoppervlak vergroten, zodat er zoveel mogelijk warmte weg kan.

Slide 9 - Tekstslide

Dik gedrukte begrippen
Warmbloedig - moeten zelf hun lichaamstemperatuur constant houden
Isolatie - vasthouden van de warme (bv, door veren, waarbij de warmte wordt vastgehouden.
Wintervacht - dikkere vetlaag voor in de winter

Slide 10 - Tekstslide

dieren die zich aanpassen
<-warmbloedig
wintervacht->

koud: isolatie/vetlaag->
<-warm: groot oppervlak

Slide 11 - Tekstslide

Dik gedrukte begrippen
Plooikiezen
Snijtanden
Knipkiezen - 
Hoektanden - 

Slide 12 - Tekstslide

Aanpassing aan hun leefwijze
Je kan aan het gebit van een zoogdier zien wat ze eten.
1. richel (plooikiezen)  & snijtanden ==> planteneters
2. Knipkiezen & scherpe hoektanden ==> vleeseters
3. Knobbelkiezen & snijtanden ==> alleseters

Slide 13 - Tekstslide

Dik gedrukte begrippen
Plooikiezen - kiezen met ribbels om plantaardig voedsel te malen (zoals koeien en schapen)
Snijtanden - Sluiten goed op elkaar en vormen samen een schaar om gras te kunnen 'knippen'.
Knipkiezen - kiezen met grote punten, waarmee ze hun prooi in stukken scheuren
Hoektanden - grote tanden om hun prooi te doden

Slide 14 - Tekstslide

Verschillende typen eters + gebitten
Planteneters: Plooikiezen

Vleeseters: Knipkiezen

Alleseters: Knobbelkiezen

Slide 15 - Tekstslide

Verschillende soorten snavels

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Verschillende soorten poten

Slide 18 - Tekstslide

Verschillende soorten poten

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Wat
3.1: opdr. 11 t/m 21 (blz. 126 t/m 129)
Hoe
vijf minuten zelfstandig stil (ZS)
*Geen vinger opsteken
*Aan het werk
*Stil en stoor niemand
*Blijf op je plek
Laatste vijf minuten zachtjes fluisteren (ZF)
Tijd
Tot de bel
Hulp
Boek en aantekeningen
Opbrengst
Snap je de stof beter
Klaar
Samenvatten, huiswerk voor andere vakken, boek lezen

Slide 21 - Tekstslide