2. spijsvertering
1 / 41
Lesduur is: 120 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
hoe denk jij dat het eten vanaf je mond je lichaam doorgaat. Noem alle organen die je denkt tegen te komen.
Slide 2 - Woordweb
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Video
Slide 5 - Tekstslide
Maak een screenprint van je gemaakte oefening en lever die hier in.
Slide 6 - Open vraag
Slide 7 - Tekstslide
Maak een screenprint van je gemaakte oefeningen en lever die hier in.
Slide 8 - Open vraag
Slide 9 - Tekstslide
Beschrijf de functie van de huig en het strottenklepje
Slide 10 - Open vraag
Slide 11 - Tekstslide
Wat zijn de functies van de dunne darm?
Slide 12 - Open vraag
Wat zijn de functies van de dikke darm?
Slide 13 - Open vraag
Wat zijn de functies van de endeldarm?
Slide 14 - Open vraag
Wat zijn de functies van de
12-vingerige darm?
12-vingerige darm?
Slide 15 - Open vraag
Wat zijn de functies van de blinde darm?
Slide 16 - Open vraag
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Video
Beschrijf in je eigen woorden wat vertering is.
Slide 19 - Open vraag
Welke verteringssappen komen in de video aan de orde?
Slide 20 - Open vraag
Slide 21 - Tekstslide
Maak een screenprint van je gemaakte eindtoets en lever die hier in.
Slide 22 - Open vraag
Slide 23 - Tekstslide
Zet in de juiste volgorde
1
2
3
4
5
6
Door peristaltische bewegingen wordt het voedsel door de slokdarm geperst.
Vanuit de galblaas en alvleesklier worden verteringssappen aan het voedsel toegevoegd
De maagportier laat kleine porties voedsel door naar de 12-vingerige darm
Met je gebit kauw je het voedsel. Speeksel bevat enzymen die helpen bij de vertering.
In de maag wordt het voedsel gemengd en gekneed
In de dunne darm wordt het voedsel vermengd met darmsappen.
Slide 24 - Sleepvraag
Waar begint je spijsvertering?
A
in je slokdarm
B
in je longen
C
in je maag
D
in je mond
Slide 25 - Quizvraag
Waar eindigt de spijsvertering?
A
anus
B
nieren
C
lever
D
darm
Slide 26 - Quizvraag
Wat is de goede volgorde van je spijsvertering?
A
slokdarm, maag, dikke darm, dunne darm
B
mondholte, slokdarm, dunne darm, maag
C
mondholte, slokdarm, maag, dunne darm
D
dikke darm, dunne darm, maag, mondholte
Slide 27 - Quizvraag
Wat doen enzymen?
A
Enzymen verbranden voedingsstoffen
B
Enzymen maken voedingsstoffen kleiner
C
Enzymen bevatten verteringssappen
D
Enzymen nemen voedingstoffen op in het bloed
Slide 28 - Quizvraag
Waaruit bestaat speeksel?
A
Enzymen, slijm en water
B
Water en enzymen
C
Slijm en water
Slide 29 - Quizvraag
Waar zijn enzymen van gemaakt?
A
vet
B
zetmeel
C
koolhydraten
D
eiwitten
Slide 30 - Quizvraag
Joost zegt enzymen kunnen stoffen samenvoegen.
Elise zegt enzymen kunnen stoffen knippen.
Wie heeft gelijk?
Elise zegt enzymen kunnen stoffen knippen.
Wie heeft gelijk?
A
Joost
B
Elise
C
Allebei
D
Geen
Slide 31 - Quizvraag
Is het verteren van zetmeel in je mond mechanische of chemische
vertering?
A
mechanische vertering
B
chemische vertering
Slide 32 - Quizvraag
2 Welke bewering over de darmperistaltiek is juist?
A
De darmperistaltiek duwt het voedsel door de darmvlokken heen
B
De darmperistaltiek mengt het voedsel met verteringssappen
C
Voedingsvezels verminderen de darmperistaltiek
Slide 33 - Quizvraag
Wat is de rol van voedingsvezels bij vertering?
A
zorgen voor oppervlakte vergroting
B
zorgen voor een goede darmperistaltiek
C
helpen bij vertering van vet
D
helpen bij vertering van koolhydraten
Slide 34 - Quizvraag
Door de darmperistaltiek wordt de voedselbrij vermengd met verteringssappen
A
juist
B
onjuist
Slide 35 - Quizvraag
Gal wordt gemaakt in de galblaas.
A
juist
B
onjuist
Slide 36 - Quizvraag
De vertering van vetten start in je ............
A
Mond
B
Maag
C
Slokdarm
D
Twaalfvingerige darm
Slide 37 - Quizvraag
Waar in het verteringsstel worden voedingsstoffen opgenomen in het bloed.
Slide 38 - Open vraag
Waar vindt GEEN vertering plaats?
A
De dunne darm
B
De dikke darm
C
De maag
D
De twaalfvingerige darm
Slide 39 - Quizvraag
Welk verteringssap bevat alleen een enzym voor de vertering van zetmeel?
A
speeksel
B
gal
C
alvleessap
D
maagsap
Slide 40 - Quizvraag
Wat is de functie van de lever?
A
Vetten verteren
B
Gal maken
C
Koolhydraten verteren
D
Gal opslaan
