Herhaling alles (differentiatie)

Plattegrond
Tessa
Fien
Jazlynn
Trish
Perla
Lina
Diego
Kyano
Hafsa
Elise
Romy
Kiki
Femke
Leona
Alec
Nguyen
Shania
Anna
Sena
Dione
Aman
Salma
Nick
Jelle
Brandon
Joel
Rafa
Thijmen
Docent
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Plattegrond
Tessa
Fien
Jazlynn
Trish
Perla
Lina
Diego
Kyano
Hafsa
Elise
Romy
Kiki
Femke
Leona
Alec
Nguyen
Shania
Anna
Sena
Dione
Aman
Salma
Nick
Jelle
Brandon
Joel
Rafa
Thijmen
Docent

Slide 1 - Tekstslide

BONJOUR ET BIENVENUE
Bonjour
et 
bienvenue!!

Slide 2 - Tekstslide

la tâche de début
Traduisez:

Aujourd'hui nous allons répéter tout de unité 1.
Vous allez travailler sur votre chromebook et on finira avec Blooket.

Na 1 minuut vraag ik iemand om voor te lezen en iemand om te vertalen. Bonne chance!
timer
1:00

Slide 3 - Tekstslide

Aujourd'hui
  • La tâche de début
  • Herhaling alles unité 1
  • Differentiatie (instructie volgt)

Slide 4 - Tekstslide

Prenez ton chromebook
Log in sur lessonup.app.

Gebruik je eigen naam.



Slide 5 - Tekstslide

Wat weet je nog over het bezittelijk voornaamwoord?

Slide 6 - Woordweb

Bezittelijk voornaamwoord:
(zijn) stylo
A
son
B
sa
C
ses
D
mon

Slide 7 - Quizvraag

Bezittelijk voornaamwoord:
mijn vriendin=
A
ma amie
B
mon amie
C
m'amie
D
mon ami

Slide 8 - Quizvraag

Het bezittelijk voornaamwoord:
... devoirs (hun)

Slide 9 - Open vraag

Welke kloktijd hoort bij welke klok?
Il est midi.
Il est trois heures moins le quart
Il est quatre heures et quart
Il est midi et demi.

Slide 10 - Sleepvraag

kloktijden: 03h30
A
Il est quatre heures et demi.
B
Il est trois heures et demi.
C
il est quatre heures et demie.
D
Il est trois heures et demie.

Slide 11 - Quizvraag

kloktijden: 19h30
A
Il est sept heures et demie.
B
Il est huit heures et demie.
C
il est sept heures moins demie.
D
Il est huit heures et le demie.

Slide 12 - Quizvraag

avoir =
A
zijn
B
hebben
C
gaan
D
doen

Slide 13 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van avoir in:
Elle ________ (avoir)
A
ai
B
as
C
a
D
avons

Slide 14 - Quizvraag

faire
A
doen/maken
B
houden van
C
vergeten
D
thuiskomen

Slide 15 - Quizvraag

faire in de présent / tegenwoordige tijd:

je ____ (faire)
A
faire
B
fais
C
fait
D
faise

Slide 16 - Quizvraag

ETRE: ik ben
A
je es
B
je suis
C
je est
D
je sont

Slide 17 - Quizvraag

nous ........ (etre)

A
etes
B
sont
C
sommes
D
avons

Slide 18 - Quizvraag

Welk onderdeel vind je het lastigst?
A
être, avoir & faire
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 19 - Quizvraag

Differentiatie

être/avoir/faire: p. 41/42

Bezittelijk vnw: p. 42/43


Klaar? Dan ga je woordjes leren OF de andere optie maken.
timer
10:00

Slide 20 - Tekstslide