2023_12_05 1.4 Ned

Vorige les 1.3
Pv in de tt
Deze les 1.4 pv in de vt
Log in via lessonup.app
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Vorige les 1.3
Pv in de tt
Deze les 1.4 pv in de vt
Log in via lessonup.app

Slide 1 - Tekstslide

1.4

Slide 2 - Tekstslide

Persoonsvorm verleden tijd:
Twee soorten werkwoorden

Sterke werkwoorden:
  • Zo sterk dat ze van klank veranderen.




Zwakke werkwoorden:
  • Stam blijft gelijk
  • Zo zwak dat ze extra letters nodig hebben:
  • Er moet DE(N) of TE(N) achter de stam.
sterk
eten - at - gegeten; 
kopen - kocht - gekocht.
zwak
stoppen - stopte - gestopt; 
steunen - steunde - gesteund

Slide 3 - Tekstslide

Hoe maak je de ik-vorm van een werkwoord?
A
Hele werkwoord - EN
B
Hele werkwoord - EN en soms iets aanpassen

Slide 4 - Quizvraag

Als je wil horen of een persoonsvorm op een D of T eindigt, gebruik je het werkwoord LOPEN.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Kies de juiste vorm van de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd:

Straks snijd / snijdt Eva de worst en de kaas voor het feestje van vanavond.

A
snijd
B
snijdt

Slide 6 - Quizvraag

Kies de juiste vorm van de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd?

Ravi vind / vindt het gezellig als we op zijn verjaardag komen.
A
vind
B
vindt

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

Persoonsvorm verleden tijd:
Twee soorten werkwoorden

Sterke werkwoorden:
  • Zo sterk dat ze van klank veranderen.




Zwakke werkwoorden:
  • Stam blijft gelijk
  • Zo zwak dat ze extra letters nodig hebben:
  • Er moet DE(N) of TE(N) achter de stam.

Slide 9 - Tekstslide

Aan het werk
Maak de opgaven vanaf pagina 279 
Lees de theorie op pagina 278 
Opgaven 1 t/m 9
timer
30:00

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Link

In de tegenwoordige tijd heb je 't (x) kofschip nodig.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quizvraag

1. Hele werkwoord
EN eraf halen=stam hele werkwoord
2.Ik
stam (soms aanpassen)
2.Jij/hij/ zij/ u/ het
stam + t
3 Meer personen
hele werkwoord
4 Je=JIJ achter werkwoord
stam
Hoe zet je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd?

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Link

Persoonsvorm in verleden tijd
Kijk eerst naar
het 
filmpje.
Wat is het 
verschil tussen
sterke en
zwakke werkwoorden?

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Maak stam hele werkwoord
dansen- EN
dans
kijk naar laatste letter
s
In xtc koffieshop?
ja 
Ja
stam + TE of TEN
Nee
stam + DE of DEN
Regels persoonsvorm verleden tijd
Zwakke werkwoorden
Kijk naar het volgende filmpje

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Samengevat:
Persoonsvorm tegenwoordige tijd
  • Het onderwerp bepaalt welke uitgang achter de persoonsvorm komt. 
Persoonsvorm verleden tijd::
  • Bepaal of het werkwoord sterk of zwak is.
  • Sterke werkwoorden leer je vanzelf kennen.
  • Zwakke werkwoorden: eerst de stam maken.
  • Gebruik:  t (x) kofschip of xtc koffieshop
  • Laatste letter van de stam bepaalt of er TE (N) or DE (N).
  • achter de stam komt.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Link

Slide 23 - Link