Je kunt uitleggen hoe leefomstandigheden in een bepaald gebied kunnen verschillen.
Je kunt uitleggen hoe planten en dieren samenleven in een gebied.
Je kunt uitleggen hoe een gebied natuurlijker en soortenrijker wordt.
Slide 3 - Tekstslide
Biotoop onder de loep
Waarom vind je een krab niet in het bos?
Slide 4 - Tekstslide
Omstandigheden maken de biotoop
Omstandigheden zoals veel of weinig schaduw hebben invloed op de planten en dieren die in een gebied leven. Die omstandigheden noem je ook wel invloeden of factoren.
Abiotische factoren = niet levend (bijvoorbeeld zon, regen en wind)
Biotische factoren = (bijv. bomen, gras, riet of koeien)
Slide 5 - Tekstslide
Biotoop
Leefgebied van organisme met passende abiotischefactoren
Hier kunnen bepaalde organismen wel en bepaalde organismen niet leven
Slide 6 - Tekstslide
Abiotische & Biotische factoren
Slide 7 - Tekstslide
Biotoop onder de loep
Alle organismen die in een biotoop leven, noem je een levensgemeenschap.
Slide 8 - Tekstslide
Concurrentie
"Competitie tussen organismen die op dezelfde manier gebruik maken van het biotoop."
Bijv. ruimte, voedingsstoffen, water of licht.
Slide 9 - Tekstslide
Concurrenten... (of niet?)
Deze vogels eten allemaal insecten.
Toch kunnen ze samenleven, omdat ze die insecten op verschillende plekjes vinden...
Slide 10 - Tekstslide
Ook planten hebben een eigen plek...
Ze concurreren om licht.
Slide 11 - Tekstslide
Aan de slag
Maak nu opdracht 1 t/m 10 van §6.2
+ nakijken huiswerk 6.1 opdr. 1 t/m 20
Slide 12 - Tekstslide
Leerdoelen
Je kunt uitleggen hoe leefomstandigheden in een bepaald gebied kunnen verschillen.
Je kunt uitleggen hoe planten en dieren samenleven in een gebied.
Je kunt uitleggen hoe een gebied natuurlijker en soortenrijker wordt.
Slide 13 - Tekstslide
Concurrenten... (of niet?)
Deze vogels eten allemaal insecten.
Toch kunnen ze samenleven, omdat ze die insecten op verschillende plekjes vinden...
Door verschillende habitats in een biotoop kunnen vele soorten naast elkaar leven...
Slide 14 - Tekstslide
Habitat...
Het speciale plekje waar een organisme goed kan leven noem je een habitat...
De woonplaats van een dier of plant binnen een biotoop...
Bijv. pissebedden leven onder stenen of stronken.
Slide 15 - Tekstslide
Leerdoelen
Je kunt uitleggen hoe leefomstandigheden in een bepaald gebied kunnen verschillen.
Je kunt uitleggen hoe planten en dieren samenleven in een gebied.
Je kunt uitleggen hoe een gebied natuurlijker en soortenrijker wordt.