toets (een dag)
1 / 22
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat is het tegenovergestelde van 'ochtend' als dagdeel?
A
Avond
B
Nacht
C
Middag
D
Dag
Slide 2 - Quizvraag
Welke dagdeel begint na 12:00 uur 's middags?
A
Nacht
B
Middag
C
Ochtend
D
Avond
Slide 3 - Quizvraag
Hoeveel dagdelen zitten er in een dag?
A
Drie
B
Zes
C
Vier
D
Acht
Slide 4 - Quizvraag
Wat is de laatste maand van het jaar?
A
Oktober
B
April
C
Februari
D
December
Slide 5 - Quizvraag
Welke maand komt na augustus?
A
Juli
B
November
C
Mei
D
September
Slide 6 - Quizvraag
Hoeveel dagen zijn er in de maand februari?
A
31 dagen
B
30 dagen
C
27 dagen
D
28 of 29 dagen
Slide 7 - Quizvraag
Hoeveel dagen heeft een schrikkeljaar?
A
366 dagen
B
364 dagen
C
360 dagen
D
365 dagen
Slide 8 - Quizvraag
Hoeveel dagen heeft een jaar?
A
366 dagen
B
364 dagen
C
360 dagen
D
365 dagen
Slide 9 - Quizvraag
Welke dag komt voor zondag?
A
Maandag
B
Zaterdag
C
Vrijdag
D
Dinsdag
Slide 10 - Quizvraag
Hoe heet de dag voor vrijdag?
A
Maandag
B
Woensdag
C
Zaterdag
D
Donderdag
Slide 11 - Quizvraag
Welke dag komt na woensdag?
A
Dinsdag
B
Donderdag
C
Vrijdag
D
Maandag
Slide 12 - Quizvraag
Hoe heet de laatste dag van de week?
A
Dinsdag
B
Vrijdag
C
Zondag
D
Donderdag
Slide 13 - Quizvraag
Wat is de eerste dag van de week?
A
Woensdag
B
Donderdag
C
Dinsdag
D
Maandag
Slide 14 - Quizvraag
Wat is de derde maand van het jaar?
A
Maart
B
Oktober
C
Augustus
D
Juni
Slide 15 - Quizvraag
Welke maanden behoren tot het derde kwartaal?
A
Juli, augustus, september
B
Januari, februari, maart
C
Oktober, november, december
D
April, mei, juni
Slide 16 - Quizvraag
Hoeveel maanden zitten er in een kwartaal?
A
Vier maanden
B
Twee maanden
C
Zes maanden
D
Drie maanden
Slide 17 - Quizvraag
Wat is de Nederlandse vertaling voor 'kwartaal'?
A
Een half jaar
B
Een vierde deel van een jaar
C
Een derde deel van een jaar
D
Een tiende deel van een jaar
Slide 18 - Quizvraag
Hoeveel kwartalen zitten er in een jaar?
A
Drie kwartalen
B
Vier kwartalen
C
Zes kwartalen
D
Twee kwartalen
Slide 19 - Quizvraag
Welke dagen worden beschouwd als het weekend?
A
Woensdag en donderdag
B
Zaterdag en zondag
C
Maandag en dinsdag
D
Vrijdag en zaterdag
Slide 20 - Quizvraag
Wanneer wordt er doorgaans gewerkt?
A
In het weekend
B
Op zaterdag en zondag
C
Doordeweeks
D
Op maandag en dinsdag
Slide 21 - Quizvraag
Wat is het verschil tussen het weekend en doordeweeks?
A
Doordeweeks is vrijdag en zaterdag.
B
Het weekend is maandag en dinsdag.
C
Het weekend is zaterdag en zondag.
D
Doordeweeks is maandag tot en met vrijdag.
