Paragraaf 6.2 - Direct, indirect en diffuus 6.1 licht en schaduw
6.2
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2
In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
6.2
Slide 1 - Tekstslide
Lichtbronnen
Een voorwerp dat zelf licht geeft, noem je een lichtbron.
De zon en de sterren zijn natuurlijke lichtbronnen.
Kaarsen, lampen en tl-buizen zijn kunstmatige lichtbronnen. Kunstmatige lichtbronnen zijn door de mens gemaakt.
Slide 2 - Tekstslide
Lichtstralen
Als een lamp brandt, straalt hij licht uit.
Het licht beweegt alle kanten op en gaat van de lamp af. Dat kun je aangeven door lichtstralen te tekenen
Slide 3 - Tekstslide
Je ziet de lamp als een deel van het licht in je ogen valt.
Slide 4 - Tekstslide
Hoe lichtstralen bewegen
Die lichtstralen zijn recht, want licht beweegt langs rechte lijnen. Je ziet de lamp als een deel van dit licht in je ogen valt.
Hoe verder je bij de lamp vandaan gaat, des te zwakker wordt het licht. Dat zie je ook aan de lichtstralen: die bewegen steeds verder uit elkaar.
Slide 5 - Tekstslide
Voorwerpen die zelf geen licht geven
De meeste dingen om je heen geven zelf geen licht. Je kunt ze alleen zien wanneer ze verlicht worden. Het licht dat op het voorwerp valt, wordt dan in alle richtingen teruggekaatst. In de natuurkunde zeg je dan dat het licht diffuus teruggekaatst wordt. Je ziet het voorwerp als een deel van dit teruggekaatste licht in je ogen valt.
Slide 6 - Tekstslide
Je ziet de voetbal als een deel van het teruggekaatste licht in je ogen valt.
Slide 7 - Tekstslide
Een bal is geen lichtbron. Toch zie je de bal. Kruis de juiste bewering aan.
A
Ieder voorwerp zend een klein beetje licht uit. Een deel van dit licht komt in je ogen terecht.
B
Het licht dat op de bal valt, wordt in alle richtingen teruggekaatst. Een deel van dit licht komt in je ogen terecht.
C
Je ogen zenden licht uit. Een deel ervan komt op de bal terecht. en wordt in alle richtingen teruggekaatst. Een deel van dit licht komt in je ogen terecht.
Slide 8 - Quizvraag
Een voorwerp dat zelf geen licht geeft, kaatst licht diffuus terug. Wat is de betekenis van 'diffuse terugkaatsing'?
A
terugkaatsing in alle richtingen
B
terugkaatsing in één richting
Slide 9 - Quizvraag
Indirect licht
Wanneer het licht van een lichtbron via reflectie bij je oog komt
Diffuus licht
Wanneer het licht van een lichtbron via verstrooiing in je oog k omt
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Schaduwbeelden maken
Als een voorwerp het licht van de lichtbron tegenhoudt, ontstaat er een schaduw. Dat is een gebied waar het licht niet rechtstreeks kan komen
Schaduw ontstaat als licht wordt tegengehouden.
Slide 12 - Tekstslide
Omdat licht langs rechte lijnen beweegt, kun je op een eenvoudige manier de schaduw van een voorwerp tekenen.
1 Teken de lichtstralen die net niet door het voorwerp tegengehouden worden (de ‘randstralen’).
2 Kleur het gebied achter het voorwerp dat tussen de twee randstralen in ligt. Dit is het gebied waar het licht niet rechtstreeks kan komen: het schaduwgebied.
Zo teken je de schaduw van een voorwerp.
Slide 13 - Tekstslide
Bekijk de afbeelding. Wat is in deze afbeelding met rode pijlen getekend?
A
de buitenste lichtstralen die een lamp uitzendt
B
de eerste lichtstralen die worden tegengehouden door de auto
C
de lichtstralen die net niet worden tegengehouden door de auto
D
het gebied
Slide 14 - Quizvraag
Als een kamerplant voor een lamp staat, dan ontstaat achter de plant een schaduw op de muur.Vul de juiste woorden in. Als je de lamp dichter naar de plant beweegt, dan wordt de schaduw A...…………. Als je de plant verder van de lamp beweegt, dan wordt de schaduw B...……………. .
Slide 15 - Open vraag
Bekijk de afbeelding. Hoe noem je de lichtstralen die als rode pijlen zijn getekend? Deze lichtstralen noem je de...………………….
Slide 16 - Open vraag
Kernschaduw en halfschaduw
Als een voorwerp door één klein lampje wordt verlicht, krijg je een duidelijk schaduwbeeld. De overgang van licht naar donker is scherp. Als een voorwerp door twee lampjes wordt verlicht, ontstaan er twee schaduwbeelden.
De schaduw van een hand die door twee lampjes wordt verlicht.
Slide 17 - Tekstslide
Op de plaats waar die beelden over elkaar heen vallen, is de schaduw het donkerst. Dit noem je de kernschaduw. Het licht van de twee lampjes kan hier niet komen.
Links en rechts van de kernschaduw zie je een lichtere halfschaduw. Hier kan het licht van het ene lampje wel komen, maar van het andere lampje niet.
Zo ontstaan kernschaduw en halfschaduw.
Slide 18 - Tekstslide
Een tafel wordt verlicht door twee hanglampen. Als je je hand boven de tafel houdt, zie je verschillende schaduwen. Hoe noem je de donkere schaduw in het midden? Dit noem je de ............….........schaduw.
Slide 19 - Open vraag
Een tafel wordt verlicht door twee hanglampen. Als je je hand boven de tafel houdt, zie je verschillende schaduwen. Hoe noem je de twee lichtere schaduwen aan weerszijden? Deze noem je de ........................schaduw.
Slide 20 - Open vraag
In de figuur zie je dat een langwerpige lichtbron op een tafel schijnt. Er ontstaan twee soorten schaduw. Vul de juiste woorden in. In de figuur is het donkerroze gedeelte de. A ..……………….. Het lichtroze gedeelte in de figuur is de B...……………………….