§2.6 Bevolkingsspreiding in Nederland en Duitsland

§2.6 Bevolkingsspreiding in Nederland en Duitsland
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

§2.6 Bevolkingsspreiding in Nederland en Duitsland

Slide 1 - Tekstslide


1. Bekijk bron 32.
Wat is juist over de bevolkingsontwikkeling in Nederland in 2015? 
A
De natuurlijke bevolkingsgroei was groter dan de sociale bevolkingsgroei. De totale bevolking nam af.
B
De natuurlijke bevolkingsgroei was groter dan de sociale bevolkingsgroei. De totale bevolking nam toe.
C
De natuurlijke bevolkingsgroei was kleiner dan de sociale bevolkingsgroei. De totale bevolking nam af.
D
De natuurlijke bevolkingsgroei was kleiner dan de sociale bevolkingsgroei. De totale bevolking nam toe.

Slide 2 - Quizvraag


Klik op de afbeelding om te zoomen.
In is de afbeelding is de natuurlijke bevolkingsontwikkeling van Duitsland weergegeven.
Twee uitspraken:
Uitspraak 1: na 1950 kende de Duitse bevolking eerst een 
sterfteoverschot en daarna een geboorteoverschot.
Uitspraak 2: het sterfteoverschot neemt toe door de vergrijzing van de
Duitse bevolking. 
A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 3 - Quizvraag

Wat is vergrijzing? en
Geef twee oorzaken van vergrijzing.

Slide 4 - Open vraag

vergrijzing heeft ontgroening tot gevolg. Leg dit ut

Slide 5 - Open vraag

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt de bevolkingsspreiding in Nederland en Duitsland vanaf 1950 beschrijven en verklaren 
  • Je kunt verklaren waarom de bevolkingsspreiding in Nederland en Duitsland vanaf 1950 verschillend ontwikkelde
  • Je kunt verklaren waarom in stedelijke gebieden meer voorzieningen zijn dan in landelijke gebieden

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Bevolkingsspreiding
De manier waarop de bevolking over een bepaald gebied is verdeeld.
  • Waar wonen de meeste mensen? 
  • Welke conclusie kan je trekken?

Slide 9 - Tekstslide

In welk deel van Nederland is de bevolkingsdichtheid het hoogst?
A
noorden
B
oosten
C
westen
D
zuiden

Slide 10 - Quizvraag

Bevolkingsdichtheid
gemiddeld aantal mensen per KM2. 

Hoe bereken je dat?

Slide 11 - Tekstslide

In welk deel van Duitsland is de bevolkingsdichtheid het hoogst?
A
noorden
B
oosten
C
westen
D
zuiden

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

 verzorgingsgebied
verzorgingsgebied = het gebied waar mensen vandaan komen om van een voorziening gebruik te maken 

Het verzorgingsgebied van een stad is groter dan dat van een dorp.

Slide 15 - Tekstslide

 drempelwaarde
Reikwijdte = maximale afstand die klanten willen afleggen voor een voorziening
Drempelwaarde = minimum aantal klanten dat een voorziening nodig heeft. 


Door bevolkingskrimp verdwijnen voorzieningen met een lage drempelwaarde van het platteland. 



Lage drempelwaarde
  • bakker
  • buurtsuper
  • basisschool

Hoge drempelwaarde
  • museum
  • ziekenhuis
  • concertzaal

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Welke voorziening heeft de grootste drempelwaarde?
A
De lokale supermarkt
B
De bioscoop
C
De Johan Cruijff ArenA
D
De Primark

Slide 19 - Quizvraag

De drempelwaarde van een tandarts is hoger dan een huisarts
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quizvraag

Welke voorzieningen kunnen de drempelwaarde in een dorp wel halen?
A
bakker
B
ziekenhuis
C
juwelier
D
frietzaak

Slide 21 - Quizvraag

Aan het werk
  • Lees § 2.6 door!
  • Check eerst of je alles begrijpt!
  • Maak §2.6 vraag 1 t/m 7

Slide 22 - Tekstslide

de maximale afstand die mensen willen afleggen om gebruik te maken van een voorziening noem je...
A
verzorgingsgebied
B
drempelwaarde
C
reikwijdte

Slide 23 - Quizvraag

Het minimale aantal klanten dat een voorziening nodig heeft om te kunnen bestaan noem je...
A
verzorgingsgebied
B
drempelwaarde
C
reikwijdte

Slide 24 - Quizvraag

Het gebied waar de klanten vandaan komen noem je
A
verzorgingsgebied
B
reikwijdte
C
drempelwaarde

Slide 25 - Quizvraag