A2: Grammaire I - Le verbe Venir

Doel: Ik herken de verschillende vormen van het werkwoord venir (=komen).
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Doel: Ik herken de verschillende vormen van het werkwoord venir (=komen).

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Venir - Présent / Tegenwoordige tijd
Nederlands
Frans
Ik kom
Je viens
Jij komt
Tu viens
Hij / Zij / Men komt
Il / Elle / On vient
Wij komen
Nous venons
Jullie komen / U komt
Vous venez
Zij komen
Ils / Elles viennent

Slide 3 - Tekstslide

Welke vorm van venir hoort bij JE?
A
viens
B
viennent
C
vient
D
venons

Slide 4 - Quizvraag

Welke vorm van venir hoort bij ELLE?
A
viens
B
vient
C
venons
D
viennent

Slide 5 - Quizvraag

Vertaal: zij komen
A
ils viennent
B
elles viennent
C
elles viennent
D
ils vennent

Slide 6 - Quizvraag

Vertaal: wij komen
A
vous venez
B
nous venons
C
ils viennent
D
elles viennent

Slide 7 - Quizvraag

Venir - passé composé
Nederlands
Frans
Ik ben gekomen
Je suis venu(e)
Jij bent gekomen
Tu es venu(e)
Hij is gekomen / Zij is gekomen / Men is gekomen
Il est venu / Elle est venue / On est venu(e)(s)
Wij zijn gekomen
Nous sommes venu(e)s
Jullie zijn gekomen / U bent gekomen
Vous êtes venu(e)(s)
Zij zijn gekomen
Ils sont venus / Elles sont venues
Let op: venir wordt met être vervoegd, dus je moet soms iets aan het voltooid deelwoord toevoegen

Slide 8 - Tekstslide

Vertaal in het Frans: Hij is gekomen
A
On est venu
B
Il est venu
C
Elle est venue
D
Tu es venu

Slide 9 - Quizvraag

Vertaal in het Frans: Wij zijn gekomen
A
Ils sont venus
B
Vous êtes venu(e)(s)
C
Elles sont venues
D
Nous sommes venu(e)s

Slide 10 - Quizvraag

Vertaal in het Frans: U bent gekomen
A
Elles sont venues
B
Vous êtes venu
C
Vous avez venu
D
Elles ont venu

Slide 11 - Quizvraag

Venir - Imparfait / Verleden tijd
Nederlands
Frans
Ik kwam
Je venais
Jij kwam
Tu venais
Hij /Zij /Men kwam
Il / Elle / On venait
Wij kwamen
Nous venions
Jullie kwamen /U kwam
Vous veniez
Zij kwamen
Ils / Elles venaient

Slide 12 - Tekstslide

Vertaal in het Frans: U kwam
A
on venait
B
tu venais
C
nous venions
D
vous veniez

Slide 13 - Quizvraag

Vertaal in het Frans: Ik kwam
A
je venais
B
tu venais
C
il venait
D
on venait

Slide 14 - Quizvraag

Vertaal in het Frans: wij komen
A
nous sommes venus
B
nous sommes venu
C
nous venons
D
nous venions

Slide 15 - Quizvraag

Vertaal in het Frans: zij zijn gekomen
A
ils viennent
B
elles venaient
C
ils sont venus
D
elles sont venues

Slide 16 - Quizvraag

Hoe zeg je in het Frans:
zij komt met de métro
A
elle vient en métro
B
elle est venue en métro
C
elle venait en métro

Slide 17 - Quizvraag

Hoe zeg je in het Frans:
jij kwam te laat
A
tu viens en retard
B
tu venais en retard
C
tu es venu en retard

Slide 18 - Quizvraag

Hoe zeg je:
wij zijn naar het feest gekomen
A
nous venons à la fête
B
nous venions à la fête
C
nous sommes venus à la fête

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide