Die wereldtentoonstellingen waren gigantische evenementen die een enorm oppervlak in beslag namen en die een half jaar open bleven voor het publiek en jaren van intensieve voorbereidingen vereisten. Elk participerend land had er zijn eigen paviljoen (prachtige bouwwerken) waar de meest opzienbarende recente ontwikkelingen op velerlei gebied werden getoond. Het was de tijd waarin er qua expositieruimten geëxperimenteerd werd met bouwwerken van ‘fonte et verre’ zoals het indrukwekkende Chrystal Palace dat in 1851 verrees in het Hyde Park (Londen) voor de allereerste wereldtentoonstelling en het Grand Palais des Beaux-Arts dat in Parijs wordt gebouwd vooruitlopend op de wereldtentoonstelling van 1900. Veel bouwwerken werden, vanwege het tijdelijke karakter, na de wereldtentoonstellingen weer afgebroken, maar er is ook veel bewaard gebleven.