11.6 Reactietijd en veiligheid (video zonder vragen)

11.6 Reactietijd en veiligheid
planning
  • Terugblik 11.5
  • Uitleg 11.6
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

11.6 Reactietijd en veiligheid
planning
  • Terugblik 11.5
  • Uitleg 11.6

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je nog van?

Kennistest

Slide 2 - Tekstslide

Er volgen nu vragen om de voorkennis van de leerling te testen.
Welke formule gebruik je bij het berekenen van snelheid
A
snelheid = afstand x tijd
B
snelheid = afstand ÷ tijd
C
snelheid = tijd ÷ afstand
D
snelheid = tijd x afstand

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Iemand fietst met een spierkracht van 360 N.
De luchtweerstand is 330 N
Wat gebeurt er met zijn snelheid?
A
Die is constant
B
Er is vertraging
C
Er is versnelling
D
Hij remt

Slide 4 - Quizvraag

Versnelling betekent dat er een verandering in snelheid is. Het voorwerp kan sneller gaan, maar ook langzamer . 
Stefan fietst 5 kilometer in 20 minuten. Wat is zijn gemiddelde snelheid?
A
10 km/h
B
15 km/h
C
20 km/h
D
25 km/h

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Peter staat voor het stoplicht te wachten tot hij verder mag rijden.
zijn snelheid is nu...
A
aan het vertragen
B
aan het versnellen
C
constant

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aangrijpingspunt
Grootte van de kracht
richting

Slide 7 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Niet alle fietsen hebben dezelfde soort banden. Welke uitspraak is waar?
A
Met bredere banden heb je minder grip
B
Smallere banden hebben minder rolweerstand
C
Bredere banden zijn aerodynamischer
D
Smalle of brede banden maken totaal geen verschil

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wielrenners zitten voorover gebogen op hun fiets. Leg uit waarom.

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Reageren! 
Hoe sneller, hoe veiliger

Reactiesnelheid in het verkeer.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 13 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Waardoor kan je reactiesnelheid minder goed worden?

Slide 14 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Stopafstand

Slide 15 - Tekstslide

Herhaling
Stopafstand
remafstand
remafstand hoef je niet te berekenen, die wordt altijd gegeven.
reactieafstand = snelheid x reactietijd

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stopafstand berekenen 1
Een fiets gaat 20 km/h en moet remmen. 
De reactieafstand is 12 m en de remweg is 4 m.
Wat is de stopafstand?


Stopafstand = reactieafstand + remweg

Slide 17 - Tekstslide

12 m + 4 m = 16 m
stopafstand = 16 m
Stopafstand berekenen 2
Een fiets gaat 4 m/s en moet remmen. 
De reactietijd 0,5 s en de remweg is 4 m.
Wat is de stopafstand?


reactieafstand = snelheid x reactietijd

Slide 18 - Tekstslide

reactieafstand = 4 m/s x 0,5 s
reactieafstand = 2 m

stopafstand = 2 m + 4 m
stopafstand = 6 m
Stopafstand berekenen 3
Een fiets gaat 18 km/h en moet remmen. 
De reactietijd is 0,5 seconden en de remweg is 4 m.
Wat is de stopafstand?


reactieafstand = snelheid x reactietijd

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stopafstand berekenen 3 uitwerking
Een fiets gaat 18 km/h en moet remmen. 
De reactietijd is 0,5 seconden en de remweg is 4 m.
Wat is de stopafstand?

18 km/h ÷ 3,6 = 5 m/s
reactietijd 0,5 s x snelheid 5 m/s = reactieafstand 2,5 m
stopafstand = reactieafstand + remweg
stopafstand = 2,5 + 4 = 6,5 m.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe maak je een botsing veiliger?

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Veiligheid in een auto. 

Slide 23 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Video

Deze slide heeft geen instructies

De valhelm
De helm bestaat uit 3 lagen
  1. harde laag
  2. schuimlaag
  3. zachtelaag
De binnenkant van de helm bestaat uit zacht materiaal. Dit vormt zich goed naar je hoofd en wordt ingedrukt bij een ongeluk.
De buitenkant van de helm bestaat uit een hard laag. De harde laag beschermt tegen scherpe voorwerpen. 
De middelste laag bestaat uit een schuimlaag. Deze laag verdeelt de kracht van de val over de hele helm. 
Deze laag werkt niet meer goed als de helm een keer gevallen is, daarom moet een helm soms vervangen worden.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe goed begrijp je deze leerstof?
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Kennistest

Kennistest

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekend het begrip: remweg?
A
De lengte van remsporen
B
De afstand die nodig is om stil te staan
C
Een weg waarop je goed kan remmen

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe bepaal je de stopafstand?
A
reactieafstand + remweg
B
reactietijd x remweg
C
reactietijd ÷ snelheid
D
snelheid ÷ remweg

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een auto rijdt met een snelheid van 72 km/h.
De auto moet remmen.
reactieafstand is 30 m en de
remweg is 25 m. Wat is de stopafstand?
A
30 m
B
25 m
C
55m
D
5m

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een valhelm beschermt het hoofd op verschillende manieren.
De eigenschap "beschermt tegen scherpe voorwerpen" past bij...?
A
binnenkant van de helm
B
buitenkant van de helm
C
zowel binnenkant als buitenkant van de helm

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een auto heeft een snelheid van 54 km/h. De auto moet remmen. Reactietijd is 1 s. De remweg is 22,5 m.
Bereken de stopafstand.

Slide 33 - Open vraag

De auto rijdt 54 km/h. Dat is 54 ÷ 3,6 = 15 m/s.
De reactietijd is 1 seconde. In die tijd legt de auto 15 m af.
De stopafstand is dus 22,5 + 15 = 37,5 meter.
VRAGEN?

Slide 34 - Tekstslide

Wisselmoment: vragen?
Weektaak
Bouwsteen 11.6: opdrachten: 1t/m 9 + 11 t/m 26
Kennistoets 11.5

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies