H2: 2.5 deel 2 + 2.6 / Decimale getallen en groter, kleiner, gelijk - 1MH

Telefoon in de telefoontas
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Telefoon in de telefoontas

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 2 - Getallen
  • Bespreken lesdoelen
  • Proefwerk bespreken
  • Terugblik: Voorkennis t/m 2.5 deel 1
  • Theorie: 2.5 deel 2 en 2.6 
  • Zs/Zf 
  • Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel
Je weet wat je bij het eerste proefwerk had kunnen verbeteren.

Je hebt het tweede leerdoel van 2.5 en de leerdoelen van 2.6 behaald, of 
je weet wat je moet doen om deze te behalen.

Slide 3 - Tekstslide

Terugblik
  • Welke bewerkingen kennen we?
  • Wat zijn termen en wat zijn factoren?
  • Wat is de rekenvolgorde?
  • Wat is een gelijknamige breuk?
  • Hoe noemen we een getal met komma en cijfers er achter?
  • Hoe noemen we de cijfers achter de komma?
143X52=
109X2000=
143+52=
(131)X121+6:2=

Slide 4 - Tekstslide

2.5: Afronden



Rond af op een geheel getal: 4 , 3 9 6 8 4  =  

Rond af op één decimaal: 4 , 3 9 6 8 4  =

Rond af op twee decimalen: 4 , 3 9 6 8 4  =

Slide 5 - Tekstslide

2.6: Waarde cijfers
Pak je aantekeningenschrift en beantwoord hierin de volgende vragen 
(met potlood, zodat je het kunt verbeteren)

Kijkvragen: 
  1. Wat is het verschil tussen cijfers en getallen?
  2. Hoeveel waarden van cijfers komen er in het filmpje voor? 
  3. En welke waarden zijn dit?


Slide 6 - Tekstslide

0

Slide 7 - Video

2.6: Waarde cijfers
Zorg dat de juiste antwoorden in je aantekeningenschrift komen.
 
Kijkvragen:  
  1. Wat is het verschil tussen cijfers en getallen? 
  2. Hoeveel waarden van cijfers komen er in het filmpje voor?  
  3. En welke waarden zijn dit?
  4. Toegevoegde vraag: Welke waarden zullen er nog meer zijn?


5938,24
520,10

Slide 8 - Tekstslide

2.6: Groter, kleiner of gelijk
Het teken < betekent kleiner dan
Het teken > betekent groter dan
Het teken = betekent gelijk aan
Het teken        betekent ongeveer gelijk aan

Hoe onthouden jullie dit altijd?


Slide 9 - Tekstslide

Huiswerk



Maken:

2.5: Opdracht 75 t/m 77

2.6: Opdracht 79 t/m 84, 86, 88 t/m 95







Zs
Zf
Zf
timer
10:00
Huiswerk bespreken
Extra uitleg

Slide 10 - Tekstslide

Lesdoel behaald?
Je weet wat je bij het eerste proefwerk had kunnen verbeteren.

Je hebt het tweede leerdoel van 2.5 en de leerdoelen van 2.6 behaald, of 
je weet wat je moet doen om deze te behalen.

Slide 11 - Tekstslide