OOP QUIZ

Object georiënteerd programmeren in PHP
OOP in PHP QUIZ
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
PHPSoftware DeveloperMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Object georiënteerd programmeren in PHP
OOP in PHP QUIZ

Slide 1 - Tekstslide

Wat is object georiënteerd programmeren?
A
Een manier van programmeren waarbij het programma alleen bestaat uit regels code.
B
Een manier van programmeren waarbij het programma alleen bestaat uit variabelen.
C
Een manier van programmeren waarbij het programma alleen bestaat uit functies.
D
Een manier van programmeren waarbij het programma is opgebouwd uit objecten.

Slide 2 - Quizvraag

Wat is een class?
A
Een instantie van een object.
B
Een blauwdruk voor een object.
C
Een taal om te programmeren.
D
Een functie in een programma.

Slide 3 - Quizvraag

Wat zijn properties?
A
Variabelen die bij een object horen
B
Functies die bij een object horen
C
Methodes die bij een object horen
D
Objecten die bij een variabele horen

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het doel van de constructor in deze klasse?
A
Het declareren van nieuwe eigenschappen
B
Het initialiseren van de eigenschappen van een object
C
Het aanroepen van andere methoden
D
Het ophalen van gegevens van een externe bron

Slide 5 - Quizvraag

Wat was een logische naam van een class?
A
Auto
B
Mercedes
C
Transport
D
BMW

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van overerving?
A
Een subklasse 'Kat' die de eigenschappen 'naam' en 'gewicht' erft van de bovenliggende klasse 'Dier'
B
Een subklasse 'Fiets' die de eigenschappen 'snelheid' en 'kleur' erft van de bovenliggende klasse 'Auto'
C
Een subklasse 'Laptop' die de eigenschappen 'schermgrootte' en 'batterijduur' erft van de bovenliggende klasse 'Smartphone'
D
Een subklasse 'Huisdier' die de eigenschappen 'ras' en 'grootte' erft van de bovenliggende klasse 'Plant'

Slide 7 - Quizvraag

Hoe kan een subklasse de eigenschappen en methoden van een bovenliggende klasse gebruiken?
A
Door de 'inherits' sleutelwoord te gebruiken
B
Door de 'inheritsby' sleutelwoord te gebruiken
C
Door de 'extends' sleutelwoord te gebruiken
D
Door de 'inheritsfrom' sleutelwoord te gebruiken

Slide 8 - Quizvraag

Wat is overerving ?
A
Een principe waarbij een subklasse unieke eigenschappen en methoden heeft
B
Een principe waarbij een bovenliggende klasse de eigenschappen en methoden van een subklasse erft
C
Een principe waarbij een subklasse de eigenschappen en methoden van een ongerelateerde klasse erft
D
Een principe waarbij een subklasse de eigenschappen en methoden van een bovenliggende klasse erft

Slide 9 - Quizvraag

Waarom is overmatig gebruik van overerving geen goed idee?
A
Het kan de code moeilijker te onderhouden maken
B
Het kan de class-hierarchie verstoren
C
Het kan de ontwikkeltijd verkorten
D
De code kan eenvoudiger worden

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het voordeel van het gebruik van extends in code?
A
Code blijft herbruikbaar en onderhoudbaar
B
Code wordt moeilijker te begrijpen
C
Code wordt complexer
D
Code wordt minder efficiënt

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een abstracte klasse?
A
Een klasse die alleen methodes heeft met implementaties.
B
Een klasse die niet kan worden geërfd.
C
Een klasse die geïnstantieerd kan worden en geen basis is voor andere classes.
D
Een klasse die niet geïnstantieerd kan worden en als basis dient voor subclasses.

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen een interface en een abstracte klasse?
A
Een interface kan niet worden geïmplementeerd, een abstracte klasse kan dat wel.
B
Een interface is een basis voor subclasses, een abstracte klasse is een contract.
C
Een interface is een contract, een abstracte klasse is een basis voor subclasses.
D
Een interface kan meerdere keren worden geïmplementeerd, een abstracte klasse slechts één keer.

Slide 13 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een abstracte klasse?
A
Cat
B
Dog
C
Animal
D
Bird

Slide 14 - Quizvraag

Hoe verschilt een abstracte klasse van een interface?
A
Een klasse kan meerdere interfaces implementeren, maar slechts één abstracte klasse kan uitbreiden.
B
Een interface kan alleen abstracte methoden bevatten, terwijl een abstracte klasse ook concrete methoden kan bevatten.
C
Een klasse kan meerdere abstracte klassen uitbreiden, maar slechts één interface implementeren.
D
Een abstracte klasse moet alle methoden implementeren, terwijl een interface dat niet vereist.

Slide 15 - Quizvraag

Wat is een interface?
A
Een programmeertaal.
B
Een set van method signatures.
C
Een verzameling van klassen.
D
Een soort van database.

Slide 16 - Quizvraag

Wat is een static property of method?
A
Een eigenschap of methode die bij de class hoort.
B
Een eigenschap of methode die bij een abstracte klasse hoort.
C
Een eigenschap of methode die bij een interface hoort.
D
Een eigenschap of methode die bij een object hoort.

Slide 17 - Quizvraag