aanpassingen bij dieren

vragen bij 6.5 energiestromen 
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

vragen bij 6.5 energiestromen 

Slide 1 - Tekstslide

vraag 1 Waar komt alle energie in een ecosysteem oorspronkelijk vandaan?

Slide 2 - Open vraag

vraag 6
gras-koe-mens
gras-insect-mens
Welke voedselketen levert voor de mens het meeste energie
A
nummer 1
B
nummer 2
C
beide evenveel

Slide 3 - Quizvraag

vragen bij 6.6 populaties

Slide 4 - Tekstslide

vraag 1b 1
A
abiotisch
B
biotisch

Slide 5 - Quizvraag

2
A
abiotisch
B
biotisch

Slide 6 - Quizvraag

3
A
abiotisch
B
biotisch

Slide 7 - Quizvraag

4
A
abiotisch
B
biotisch

Slide 8 - Quizvraag

5
A
abiotisch
B
biotisch

Slide 9 - Quizvraag

6
A
abiotisch
B
biotisch

Slide 10 - Quizvraag

7
A
abiotisch
B
biotisch

Slide 11 - Quizvraag

vraag 3 wie moet de grootste schommelingen verdragen in de woestijn?
A
plant
B
dier

Slide 12 - Quizvraag

vraag 5b
welke dieren zullen altijd als eerste toenemen in aantal?
A
lemmingen
B
hermelijnen

Slide 13 - Quizvraag

5c welke lijn hoort bij de hermelijnen?
A
de stippellijn
B
de doorgetrokken lijn

Slide 14 - Quizvraag

5d per hectare zijn er meer .....
A
hermelijnen
B
lemmingen

Slide 15 - Quizvraag

Aanpassingen bij dieren
DIeren zijn aangepast aan het biotoop waar ze leven.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Welke aanpassingen zie je bij deze aap?

Slide 18 - Open vraag

In welke biotoop denk je dat deze aap leeft?

Slide 19 - Open vraag

de aanpassingen zorgen voor:
goede voortbeweging
optimale voedselinname
optimale voortplanting
betere ademhaling 
enz

Slide 20 - Tekstslide

verschillen water en landdieren
waterdieren zijn gestroomlijnder
landdieren moeten hun eigen gewicht kunnen dragen

Slide 21 - Tekstslide

De poten van een landzoogdier

Slide 22 - Tekstslide

zoolgangers: zakken minder snel weg in de grond
teengangers: harde grond
topgangers/hoefgangers: lopen het best op harde grond

Slide 23 - Tekstslide

vogel poten

Slide 24 - Tekstslide

A zangvogel zit op takken
B roofvogel met sterke klauwen
C steltloper loopt door ondiep water
D watervogel kan goed zwemmen met zwemvliezen tussen de tenen
E loopvogel alle tenen naar voren om mee te lopen

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Noem een specifieke aanpassing van de poolvos.

Slide 29 - Open vraag

snavels van vogels

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide