1HV Blok 4 Lezen - Hoofd- en bijzaken, globaal en grondig lezen

Vandaag
Blok 4 Lezen
Pagina 192 



1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Vandaag
Blok 4 Lezen
Pagina 192 



Slide 1 - Tekstslide

Lezen
Lezen

Slide 2 - Tekstslide

Les / doel
In deze les gaan we theorie Lezen blok 4 behandelen. 
Doel: Je kunt hoofd- en bijzaken benoemen en van elkaar onderscheiden. En je kunt de hoofdgedachte van een tekst benoemen.

Slide 3 - Tekstslide

Wat heb je tot nu toe geleerd
over de opbouw van teksten?

Slide 4 - Woordweb

Inleiding
Kern
Slot
Alinea's
Tussenkopjes
Feiten (waar of niet waar)

Slide 5 - Tekstslide

Teksten lezen
  • Oriënterend lezen
  • Globaal lezen
  • Grondig/intensief lezen

Slide 6 - Tekstslide

Oriënterend lezen
Als je snel wilt lezen waar een tekst over gaat, heet dat oriënterend lezen.

Lees eerst de titel, tussenkopjes van de alinea's en kijk naar de afbeeldingen. Nu kun je vaak voorspellen wat het onderwerp van de tekst is en of je verder wilt lezen.

Slide 7 - Tekstslide

Een tekst globaal lezen
Als je op zoek gaat naar de hoofdzaken van een tekst, ga je globaal lezen.

Slide 8 - Tekstslide

Alle belangrijke informatie die over een onderwerp in de tekst wordt gegeven, noem je hoofdzaken. Minder belangrijke dingen noem je bijzaken.  Bijvoorbeeld feiten, jaartallen of eigenschappen van het onderwerp. 

Wat is het verschil tussen een hoofdzaak en een kernzin? 
De hoofdzaak van een tekst is het belangrijkste wat de schrijver zegt in één zin. (Waar de tekst over gaat)
Kernzin : de zin waar de belangrijkste informatie in staat. 

Slide 9 - Tekstslide

Hoofdzaken

De belangrijkste zaken in een tekst vind je in:
  • de eerste alinea
  • de kernzinnen
  • de laatste alinea
Bijzaken

Minder belangrijke zaken, zoals:
  • toelichting (reden)
  • uitleg
  • voorbeelden

Slide 10 - Tekstslide

Een tekst grondig of intensief lezen
Je leest een tekst grondig of intensief als je de tekst helemaal wilt begrijpen.

Slide 11 - Tekstslide

Grondig of intensief lezen
  • Wat is het onderwerp van de hele tekst?
  • Wat zijn de deelonderwerpen van de alinea's?
  • Wat hebben de alinea's met elkaar te maken?
  • Wat wil de tekst duidelijk maken?
  • Welke zinnen zijn moeilijk?
  • Zoek de betekenis van de woorden die je niet kent.

Slide 12 - Tekstslide

Waar kijk je naar als je oriënterend leest?

Slide 13 - Open vraag

Waar kijk je naar als je op zoek bent naar de hoofdzaken dus als je de tekst globaal leest?
A
de eerste en laatste alinea
B
vetgedrukte woorden
C
het middenstuk van de tekst
D
de kernzinnen in het middenstuk

Slide 14 - Quizvraag

Waar let je op als je een tekst grondig of intensief leest?
A
deelonderwerpen van elke alinea
B
vetgedrukte woorden
C
onderwerp van de hele tekst
D
de titel

Slide 15 - Quizvraag

De hoofdgedachte omschrijf altijd in:
A
één woord
B
één zin
C
twee zinnen

Slide 16 - Quizvraag

Opdracht
Lezen paragraaf 4.14
tekst 5
Maken opdracht 
41 t/m 44
pagina 192 t/m 194

Slide 17 - Tekstslide