Kabinet en Regering

POLITIEK
Kabinet en regering
Kader Hoofdstuk 5
Basis Hoofdstuk 6
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijkundeMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

POLITIEK
Kabinet en regering
Kader Hoofdstuk 5
Basis Hoofdstuk 6

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les kun je:

- Je kunt uitleggen hoe een kabinet wordt gevormd. 
-Wat de regering doet.

De volgende begrippen uitleggen
beleid
informateur 
regeerakkoord 
formateur 


Slide 2 - Tekstslide

Hoofdvraag:
  • Hoe wordt het kabinet gevormd?
Begrippen:
  • Kabinet
  • Regering
  • Kabinetsformatie
  • Coalitie
  • Compromis
  • Oppositie
  • Beleid 
  • Formateur
  • Informateur 
  • Regeerakkoord

Slide 3 - Tekstslide

Kabinetsformatie:
Op de dag van de verkiezingen mag iedere Nederlander van 18+ stemmen. Dezelfde nacht wordt al duidelijk hoeveel zetels de politieke partijen krijgen.

Slide 4 - Tekstslide

Als je gaat stemmen maak je gebruik van je:
A
Actieve kiesrecht
B
Passieve stemrecht

Slide 5 - Quizvraag

Kabinetsformatie:
Dan is nog niet duidelijk wie er gaan regeren.

De partijen moeten daar over onderhandelen, dat noemen wij de kabinetsformatie. 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Zou jij op een linker partij stemmen?
Zo ja, op welke:

Slide 8 - Poll

Zou jij op een midden partij stemmen?
Zo ja, welke:

Slide 9 - Poll

Zou jij op een rechter partij stemmen, zo ja welke:

Slide 10 - Poll

De STROMING die ik kies is:
Sociaal-democratisch
Christen-democratisch
Liberaal
"Populistisch"
Ecologisch

Slide 11 - Poll

Verkiezingsuitslag 2021 

Slide 12 - Tekstslide

Hoeveel zetels zijn er in de Tweede Kamer?
A
50
B
100
C
150
D
175

Slide 13 - Quizvraag

Hoeveel zetels heb je minimaal nodig om te kunnen regeren?
A
51
B
76
C
101
D
150

Slide 14 - Quizvraag

De coalitie bestaat uit twee of meer partijen die samen de regering vormen. Zij moeten met elkaar afspraken maken. Alle andere partijen noem je oppositie.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Verloop kabinetsformatie:
  1. Onderzoek: de informateur, meestal een ervaren politicus gaat onderzoeken met welke partijen een coalitie mogelijk is. 
  2. De informatie: als ze partijen hebben gevonden die willen samenwerken, overleggen ze over oplossingen en compromissen voor hun meningsverschillen. Ze stellen samen een regeerakkoord op. Hierin staan de plannen van de regering voor de komende vier jaar.

Slide 17 - Tekstslide

Leg in je eigen woorden uit wat een compromis is:

Slide 18 - Open vraag

Stel de PVDA wordt in de komende verkiezingen de grootste partij, willen die dan liever samenwerken met GroenLinks of de VVD, leg je antwoord uit:

Slide 19 - Open vraag

Het regeerakkoord:
Ze stellen samen een regeerakkoord op. Hierin staan de plannen van de regering voor de komende vier jaar

Slide 20 - Tekstslide

De formatie:
3. De  Tweede Kamer benoemt nu een formateur. Dat is meestal de leider van de grootste partij in het kabinet. 
De formateur overlegt de verdeling van de ministers en staatssecretarissen.

4. Als de posten verdeeld zijn dan wordt het nieuwe kabinet beëdigd door de koning. 

Slide 21 - Tekstslide

LET OP:
Regering: koning & ministers
Kabinet: alle ministers & staatssecretarissen 
Tweede Kamer: alle gekozen partijen 
Coalitie: alle partijen die samen regeren 
Oppositie: partijen die wél in de Tweede Kamer zitten, maar niet  regeren.


Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Maken+Huiswerk
 Kader: 2, 3, 10, 11 + 13 t/m 16
Bladzijde 57 - 62+ Aantekeningen
Basis: 1 tot en met 12+Begrippenlijst bladzijde 57+aantekeningen

timer
15:00

Slide 24 - Tekstslide

Hoofdvragen:
  • Welke taken heeft de regering en welke rol speelt de koning daarbij?
Begrippen:
  • Prinsjesdag
  • Troonrede
  • Miljoenennota
  • Parlement
  • Constitutionele monarchie
  • Ministeriele verantwoordelijkheid

Slide 25 - Tekstslide

Koning
Ministers
Leerdoel 1: Wie zitten er in de regering?

Slide 26 - Tekstslide

Ministers / ministeries
Elke minister houdt zich bezig met een eigen onderwerp.

Slide 27 - Tekstslide

Noem zoveel mogelijk ministeries

Slide 28 - Woordweb

Ministeries:
Ministerie van Algemene Zaken 
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 
Ministerie van Buitenlandse Zaken 
Ministerie van Defensie 
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat 
Ministerie van Financiën 
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat 
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 
Ministerie van Justitie en Veiligheid 
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 

Slide 29 - Tekstslide


Koning

  • Staatshoofd van Koninkrijk der Nederlanden.
  • Bijna geen macht, omdat hij zich niet met politieke kwesties mag bemoeien.

Slide 30 - Tekstslide

Taken Koning
  • Handtekening zetten
  • Troonrede voorlezen
  • Beëdigen ministers en staatssecretarissen
  • Overleg voeren met minister president
  • Ons land vertegenwoordigen

Slide 31 - Tekstslide

Prinsjesdag
Troonrede - plannen voor het komende jaar 
Miljoenennota - verwachte inkomsten en uitgave van het komende jaar 

Slide 32 - Tekstslide

Leg in eigen woorden het verschil uit tussen een regering en kabinet.

Slide 33 - Open vraag

Leg in eigen woorden uit wat de rol is van een minister.

Slide 34 - Open vraag

Leg in eigen woorden het begrip staatssecretaris betekent.

Slide 35 - Open vraag

Leg in eigen woorden uit waarom ministers toch samen moeten werken.

Slide 36 - Open vraag

Leg in je eigen woorden uit wat er er gebeurt op Prinsjesdag.

Slide 37 - Open vraag