Spelling herhaling 1.8, en 2.8 - 1KGa

Spelling 1.8 en 2.8 herhaling

1 kgt
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Spelling 1.8 en 2.8 herhaling

1 kgt

Slide 1 - Tekstslide

Lesplanning
- Herhaling theorie spelling 1.8 en 2.8 + oefeningen

- Maak de opdrachten van spelling 

Lesdoel:
- Je kent de theorie over de persoonsvorm tegenwoordige tijd.
- Je kent de theorie over leestekens (punt, vraagteken, uitroepteken en komma).

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Welke zin is goed geschreven?

A
vandaag is het donderdag.
B
Vandaag is het donderdag
C
Vandaag is het donderdag.
D
vandaag is het donderdag

Slide 4 - Quizvraag

Welk leesteken hoort achter de zin?

De leerlingen zitten in de les
A
.
B
?
C
!

Slide 5 - Quizvraag

Welk leesteken hoort achter de zin?

Let nou eens op
A
.
B
?
C
!

Slide 6 - Quizvraag

Welk leesteken hoort achter de zin?

Hoe laat zijn we uit
A
.
B
?
C
!

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

Schrijf de persoonsvorm op de juiste manier:

De schilder ... (verven) de schutting.

Slide 9 - Open vraag

Schrijf de persoonsvorm op de juiste manier:

Wanneer ... (gebeuren) er nou eens iets leuks?

Slide 10 - Open vraag

Schrijf de persoonsvorm op de juiste manier:

Zeg, ... (vinden) je dat wel een goed idee?

Slide 11 - Open vraag

Schrijf de persoonsvorm op de juiste manier:

Zeg, ... (vinden) je vader dat wel leuk?

Slide 12 - Open vraag

Schrijf de persoonsvorm op de juiste manier:

Hij ... (verhuizen) binnenkort naar Hoorn.

Slide 13 - Open vraag

Schrijf de persoonsvorm op de juiste manier:

... (worden) jij vandaag opgehaald?

Slide 14 - Open vraag

Schrijf de persoonsvorm op de juiste manier:

De dief ... (roven) allemaal spullen

Slide 15 - Open vraag

Schrijf de persoonsvorm op de juiste manier:

Wij ... (graven) een kuil.

Slide 16 - Open vraag

Schrijf de persoonsvorm op de juiste manier:

Hij ... (geloven) dat nooit.

Slide 17 - Open vraag

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

In deze zin moet een komma staan:

'De belangrijkste vakken op school zijn Nederlands Engels en wiskunde.'
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quizvraag

In deze zin moet een komma staan:

'Tim wil je dat boek even aangeven?'
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quizvraag

De komma staat in deze zin op de goede plaats:

'Ik heb geen zin om huiswerk te maken maar, ik ga toch aan het werk.
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quizvraag

De komma staat in deze zin op de goede plaats:

'Als het vakantie is, slaap ik uit.'
A
waar
B
niet waar

Slide 24 - Quizvraag

Lesplanning
- Maak de opdrachten van spelling les 5 en les 9 en leer de theorie van paragraaf 1.8 en 2.8.
1KGa = huiswerk donderdag 1 april

Reminder 1KGa: vrijdag 26 maart: toets woorden 1.5, 2.5 en 3.5!

Lesdoel:
- Je kent de theorie over de persoonsvorm tegenwoordige tijd.
- Je kent de theorie over leestekens (punt, vraagteken, uitroepteken en komma).

Slide 25 - Tekstslide