Spelling 1.8 - 2 kgt

Spelling 1.8 - 2 kgt
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Spelling 1.8 - 2 kgt

Slide 1 - Tekstslide

Lesplanning


Lesdoel:
- Je weet hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd goed spelt.
- Je weet hoe je deze leestekens goed gebruikt: punt, komma, uitroepteken, vraagteken.
- Je weet hoe je aanhalingstekens goed gebruikt.
- Je kent tien dicteewoorden.


Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Schrijf de persoonsvorm op de juiste manier:

De schilder ... (verven) de schutting.

Slide 4 - Open vraag

Schrijf de persoonsvorm op de juiste manier:

Wanneer ... (gebeuren) er nou eens iets leuks?

Slide 5 - Open vraag

Schrijf de persoonsvorm op de juiste manier:

Zeg, ... (vinden) je dat wel een goed idee?

Slide 6 - Open vraag

Schrijf de persoonsvorm op de juiste manier:

Zeg, ... (vinden) je vader dat wel leuk?

Slide 7 - Open vraag

Schrijf de persoonsvorm op de juiste manier:

Ik ... (worden) morgen een jaartje ouder.

Slide 8 - Open vraag

Schrijf de persoonsvorm op de juiste manier:

Hij ... (verhuizen) binnenkort naar Hoorn.

Slide 9 - Open vraag

Schrijf de persoonsvorm op de juiste manier:

... (worden) jij vandaag opgehaald?

Slide 10 - Open vraag

Schrijf de persoonsvorm op de juiste manier:

De dief ... (roven) allemaal spullen

Slide 11 - Open vraag

Schrijf de persoonsvorm op de juiste manier:

Wij ... (graven) een kuil.

Slide 12 - Open vraag

Schrijf de persoonsvorm op de juiste manier:

Hij ... (geloven) dat nooit.

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Welk leesteken staat IN een zin en niet aan het eind?
A
punt
B
komma
C
uitroepteken
D
vraagteken

Slide 16 - Quizvraag

Welk leesteken hoort op de plaats van het cijfer (1)?

Jarenlang groeide het aantal bezitters van een tablet (1)
A
punt
B
komma
C
uitroepteken
D
vraagteken

Slide 17 - Quizvraag

Welk leesteken hoort op de plaats van het cijfer (2)?

Maar in de eerste helft van 2014 was de groei eruit (2) toonde marktonderzoek aan (3)
A
punt
B
komma
C
uitroepteken
D
vraagteken

Slide 18 - Quizvraag

Welk leesteken hoort op de plaats van het cijfer (3)?

Maar in de eerste helft van 2014 was de groei eruit, toonde marktonderzoek aan (3)
A
punt
B
komma
C
uitroepteken
D
vraagteken

Slide 19 - Quizvraag

Welk leesteken hoort op de plaats van het cijfer (4)?

Halverwege dat jaar hadden bijna 7,5 miljoen mensen (4) dat is 56 procent van de Nederlanders van 13 jaar of ouder (5) een tablet (6)
A
punt
B
komma
C
uitroepteken
D
vraagteken

Slide 20 - Quizvraag

Welk leesteken hoort op de plaats van het cijfer (5)?

Halverwege dat jaar hadden bijna 7,5 miljoen mensen, dat is 56 procent van de Nederlanders van 13 jaar of ouder (5) een tablet (6)
A
punt
B
komma
C
uitroepteken
D
vraagteken

Slide 21 - Quizvraag

Welk leesteken hoort op de plaats van het cijfer (6)?

Halverwege dat jaar hadden bijna 7,5 miljoen mensen, dat is 56 procent van de Nederlanders van 13 jaar of ouder, een tablet (6)
A
punt
B
komma
C
uitroepteken
D
vraagteken

Slide 22 - Quizvraag

Welk leesteken hoort op de plaats van het cijfer (7)?

Is de groei er dan echt helemaal uit (7)
A
punt
B
komma
C
uitroepteken
D
vraagteken

Slide 23 - Quizvraag

Welke zin staat in de directe rede?
A
Hij vroeg wat het huiswerk was.
B
Hij vroeg: 'Wat is het huiswerk?'

Slide 24 - Quizvraag

Welke zin kloppen de leestekens?
A
Hij zei: Ik heb geen zin om op te staan.
B
Hij zei: 'Ik heb geen zin om op te staan'.
C
Hij zei 'Ik heb geen zin om op te staan.'
D
Hij zei: 'Ik heb geen zin om op te staan.'

Slide 25 - Quizvraag

Oefenen met de dicteewoorden

Slide 26 - Tekstslide

Welk woord is goed geschreven?
A
de chocolade-bol
B
de chocoladebol

Slide 27 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven?
A
sjanteren
B
chanteren

Slide 28 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven?
A
de champignons
B
de champigons

Slide 29 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven?
A
sjoelen
B
sjoellen

Slide 30 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven?
A
de sjaal
B
de shawl

Slide 31 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven?
A
chetten
B
chatten

Slide 32 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven?
A
machinnaal
B
machinaal

Slide 33 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven?
A
de parachute
B
de parachutte

Slide 34 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven?
A
de rechercheur
B
de recherchur

Slide 35 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven?
A
de ships
B
de chips

Slide 36 - Quizvraag