G6BE - Fin & Verslaggeving 27 / voorbereiden SE

Bedrijfseconomie G6
Fin. & Verslaggeving H6
voorbereiden SE


1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Bedrijfseconomie G6
Fin. & Verslaggeving H6
voorbereiden SE


Slide 1 - Tekstslide

            Voorspelbaar gedrag?
De les is begonnen, als ik ben begonnen (programma op bord geschreven). 
Te laat? Haal een groene kaart, niet mopperen, hoort bij onze maatschappij, moet van Wim (en Arie :-)
Zonder uitzondering 1,5 meter tussen mij en jullie. Ik vind jullie een beetje eng ;-) (en jullie mij?) (en 't moet van Arie!)

Iedereen heeft eigen device, dat werkt en opgeladen is. 
Vaker dit niet voor elkaar (volgens mijn grillen ;-)) -> uit de les, verwijderd/boeken vergeten melding
Device is keiharde noodzaak! Verder hou ik van technologie en ben ik een beetje hypocriet. Want hoewel ik mijn mobiel soms zal gebruiken wil ik die van jullie niet zien. Behalve als ik er expliciet naar vraag. Kan je er niet vanaf blijven? Dan mag het in de telefoontas. Ik wil ook niet waarschuwen, mobiel zien = van Wim tot einde van mijn lesdag, zonder mopperen.

Geen eten/drinken (flesje water is ok, geen kauwgum, blikjes cola, zakken chips, broodjes gezond...etc eten doe je 
in de pauze).

Elke regel, in het kader van Wim's wil is wet in het klaslokaal, die je met goede reden wil breken, bespreek je VOORAF.
Verder ben ik best redelijk.... Mijn afkorting is niet voor niets Kv (Knappe vent) (of knap vervelend). 

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
H4 Fin. & Verslaggeving





H5

  • Voorspelbaargedrag
  • Activa soorten
  • Quiz vragen
  • Opgaven maken
  • Voor u gelezen
  • Een eigen stichting? WADT?!



Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
H1 Het Resultaat






  • Voorspelbaargedrag
  • H1 Het Resultaat - Kosten (Vragen?)
  • Quiz vragen ter voorbereiding SE
  • Maandag presentatie Thijmen & Bickel



Slide 4 - Tekstslide

Spoorboekje

  • Introductie
  • Voorspelbaargedrag
  • Wie is er ?
  • H2 Het Resultaat
  • Leerdoelen check



timer
25:00

Slide 5 - Tekstslide

Wat was het beroep van
Sinterklaas ?
Welke speciale kroket introduceerde FEBO ter ere voor het Sinterklaasfeest?
A
Speculaaskroket
B
Pepernotenkroket
C
Vegakroket
D
Marsepeinkroket

Slide 6 - Quizvraag

Een levensverzekering is een voorbeeld van een...
A
Schadeverzekering
B
Sommenverzekering

Slide 7 - Quizvraag

Maak de volgende zin af:
Een schadeverzekering...
A
vergoedt de schade bij het optreden van een verzekerd risico
B
keert een bepaald bedrag uit bij het bereiken van een bepaalde leeftijd
C
keert een bepaald bedrag uit bij overlijden
D
keert een bepaald bedrag uit op een vooraf afgesproken moment

Slide 8 - Quizvraag

Wat was het beroep van
Sinterklaas ?
Hoe heet het hoofddeksel van Sinterklaas?
A
baret
B
kroon
C
mijter
D
toupet

Slide 9 - Quizvraag

Fadel stort op 1 april 2019 € 400,- op een spaarrekening tegen 3% interest per kwartaal. De interest wordt op zijn spaarrekening gestort en blijft op zijn spaarrekening staan.

Welke vorm van interest / berekeningsmethode wordt hier toegepast?
A
Enkelvoudige interest
B
Samengestelde interest (eindwaarde)
C
Samengestelde interest (contante waarde)
D
Geen van allen

Slide 10 - Quizvraag

Bij welke hypotheek wordt het aflossingsbestanddeel van de bruto maandlast steeds groter?
A
Lineaire hypotheek
B
Annuïtaire hypotheek
C
Beide

Slide 11 - Quizvraag

Bereken de eindwaarde van de rente na 30 jaar sparen:
€1000 op de rekening tegen 2% samengestelde rente per jaar.
A
€1.061,21
B
€1.060
C
1811,36
D
1800

Slide 12 - Quizvraag

De winst die wordt berekend in de resultatenbegroting wordt aan het einde van het jaar toegevoegd op de balans aan de rekening ........?
A
pand
B
eigen vermogen
C
kas
D
bank

Slide 13 - Quizvraag

Kosten en opbrengsten hebben gevolgen voor de....?
A
liquiditeitsbegroting
B
resultatenbegroting

Slide 14 - Quizvraag

Paps overlijdt - ma is al buiten beeld en ik ben enig kind. Na twee maanden blijkt paps opeens allerlei enorme geheime gokschulden te hebben
A
Ik moet de schulden betalen, want ik ben de erfopvolger
B
Ik moet de schulden betalen, want ik zal zuiver aanvaarden
C
Ik moet de schulden betalen, want ik kan de zuivere aanvaarding niet meer omzetten in een beneficaiair aanvaarden
D
Ik hoef de schulden niet te betalen, want ik zal beneficair aanvaarden

Slide 15 - Quizvraag

Welke van de antwoorden hieronder zijn materiële vereisten tot het aangaan van een huwelijk?
A
Beide personen moeten meerderjarig zijn
B
Beide personen moeten ongehuwd zijn
C
Beide personen mogen geen bloedverwant zijn
D
Beide personen mogen geen druk ervaren

Slide 16 - Quizvraag

Voor welke manier van verdelen van bezittingen en schulden hoef je sinds 2018 niet naar de notaris?
A
beperkte gemeenschap van goederen
B
huwelijkse voorwaarden
C
algehele gemeenschap van goederen

Slide 17 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen beperkte wettelijke gemeenschap van goederen en huwelijkse voorwaarden?
A
Bij beperkt is alles wat nieuw is ná de huwelijksvoltrekking van jullie samen, bij voorwaarden niets
B
Bij beperkt is alles wat nieuw is samen, bij huwelijkse voorwaarden zijn de bedrijven apart
C
Bij beperkt is alles wat nieuw is samen, bij huwelijkse voorwaarden alleen het vermogen ná het huwlijk
D
Bij beperkt is alles samen wat nieuw is samen, bij huwelijkse voorwaarden mag je alles zelf bepalen

Slide 18 - Quizvraag

Wat was het beroep van
Sinterklaas ?
Hoe heet het paard van Sinterklaas?
A
Ozosloom
B
Ozosnel
C
Amerigo
D
Peerdje

Slide 19 - Quizvraag

10.000 aandelen worden uitgegeven door Philips tegen een emissiekoers van €39,- De nominale waarde per aandeel is €20,-
Welke balansposten veranderen door de emissie?
A
Bank, Crediteuren
B
Geplaatst aandelen- kapitaal en bank
C
Agioreserve, Geplaatst A.K. en Bank
D
Maatschappelijk A.K., Agioreserve en Bank

Slide 20 - Quizvraag

'Geplaatst aandelenkapitaal' en 'agioreserve' staat ... op de balans
A
links
B
rechts

Slide 21 - Quizvraag

Bij de stijging van de waarde van
vaste activa verandert ...
A
de agioreserve
B
de herwaarderingsreserve
C
de winstreserve

Slide 22 - Quizvraag

Een nv wil €2 miljoen euro binnen krijgen door een aandelen emissie. De nominale waarde van een aandeel is €30,- en de agio is €20,-. Hoeveel aandelen moet de nv verkopen?
A
66.667
B
200.000
C
40.000
D
100.000

Slide 23 - Quizvraag

De agioreserve behoort tot het eigen vermogen van de onderneming
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quizvraag

Wat verandert er op de balans als je gaat aflossen?
A
Liquide middelen en bank
B
Liquide middelen en eigen vermogen
C
Liquide middelen en vreemd vermogen
D
Vreemd vermogen en eigen vermogen

Slide 25 - Quizvraag

Wat is een balans?
A
De balans geeft de bezittingen, schulden en eigen vermogen op een bepaald moment weer
B
De balans geeft de bezittingen, schulden en eigen vermogen over een bepaalde periode weer
C
Een balans is een overzicht van kosten en opbrengsten op een bepaald moment
D
Een balans is een overzicht van kosten en opbrengsten over een bepaalde periode

Slide 26 - Quizvraag

Debiteuren behoren op de balans tot de ...
A
Eigen vermogen
B
Vreemd vermogen < 1 jaar
C
Bezittingen
D
Vreemd vermogen > 1jaar

Slide 27 - Quizvraag

Wat was het beroep van
Sinterklaas ?
Wanneer is Sinterklaas jarig?
A
10 maart
B
19 december
C
onbekend
D
5 december

Slide 28 - Quizvraag

Opgaven maken
Opgaven maken H1 het resultaat in LearnBeat

Bespreken opgaven




timer
27:00

Slide 29 - Tekstslide

De openingsbalans
Kenmerken:
- op een bepaald tijdstip
- bezittingen (links)
- eigen en vreemd vermogen
- in balans

Inhoud:
rechts: hoe kom je aan het vermogen
links: wat heb je met dat vermogen gekocht

Slide 30 - Tekstslide

De openingsbalans
Presentatievorm balans:
- scronto vorm
- staffelvorm

Punten van aandacht:
Debet = activa = bezit = waaraan is het vermogen besteed = actief betrokken in productieproces
Credit = passiva = eigen en vreemd vermogen = hoe is het vermogen aangetrokken

Slide 31 - Tekstslide

Winst- en verliesrekening in scontrovorm

Slide 32 - Tekstslide

In paginavorm met financieringsresultaat

Slide 33 - Tekstslide

Waarderingsgrondslagen
De waarderingsgrondslag: de wijze waarop activa in de externe balans worden gewaardeerd. 
  • Verkrijgingsprijs: de inkoopprijs plus bijkomende kosten.                   Het werkelijk betaalde bedrag → historische aanschafprijs. 
  • Vervaardigingsprijs (volgende slide)
  • Actuele waarde is de waarde op het waarderingsmoment (bijv. balansdatum) →  herwaarderingsreserve op creditzijde balans.

Slide 34 - Tekstslide

Vervaardigingsprijs: 
de aanschafprijs van gebruikte grond- en hulpstoffen, materialen, etc. (direct toe te rekenen) + redelijk deel van níet toe te rekenen kosten (ck)

Kosten van onderzoek en ontwikkeling --> ontwikkelen van producten kan duur zijn  --> deze kosten zitten ook in de vervaardigingsprijs

Slide 35 - Tekstslide

Minimumwaarderingsregel
Uit voorzichtigheidsoogpunt mag je een actief niet voor een hoger bedrag waarderen (op de balans zetten) dan het waard is. 

VB: product is ingekocht voor €5,- per stuk. Je kunt het verkopen voor nog maar €3,50. Dan waardeert de onderneming dit product voor de laagste prijs: €3,50

Slide 36 - Tekstslide

W-e-v-rekening intern/ extern
Intern
- stuurinformatie voor eigen onderneming 
- geen voorschriften hoe op te stellen 
- gedetailleerd 

Extern
- afleggen verantwoording 
- wettelijk voorgeschreven modellen 
- niet gedetailleerder dan strikt nodig 

- toelichting verplicht
   - algemeen: waarderingsgrondslagen 
     (moeten overeenkomen met balans) 
   - specifiek: beloning bestuurders 
     Waarom?



Slide 37 - Tekstslide

Modellen 
Model E = categoriaal
- kosten worden opgenomen per categorie
Model F = functioneel
- kosten worden toegewezen aan onderdeel waar deze betrekking op hebben (productie, verkoop of aan algemeen als dit niet specifiek toe te wijzen valt 

Slide 38 - Tekstslide

L S R
Liquiditeitskengetallen: current ratio, quick ratio en nettowerkkapitaal.

Solvabiliteitskengetallen: alle verhoudingen tussen EV/VV/TV.

Rentabiliteitskengetallen: REV, IVV, RTV, hefboomeffect, winst per aandeel, cashflow per aandeel.

Slide 39 - Tekstslide

Solvabiliteit
De solvabiliteit geeft aan in welke mate de onderneming aan al haar verplichtingen kan voldoen (dus ook die op lange termijn )

Een hoge solvabiliteit geeft verschaffers van vreemd vermogen vertrouwen dat ze geld aan een onderneming kunnen uitlenen

Slide 40 - Tekstslide

Solvabilteitseis
solvabiliteitvreemd vermogen
                               totaal vermogen 

te lage solvabiliteit? activa off-balance
huur/ lease/ sale and leaseback/ factoring/ consignatievoorraad/ cloud-oplossingen 

Slide 41 - Tekstslide


Liquiditeit 

Schulden op korte termijn

Solvabiliteit 

Schulden op korte én lange termijn

Slide 42 - Tekstslide

Opgaven maken
Opgaven maken H5 in LearnBeat van Fin. & verslaggeving

Straks verder met rentabiliteit




timer
27:00

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Voor u gelezen
timer
10:00

Slide 45 - Tekstslide