Regels voor Activa (Vwo H40)

VWO H36  Regels voor de balans

§1 Waarderingsgrondslagen
§2 Vaste activa
§3 Vlottende activa 
§4 Eigen vermogen
§5 Voorzieningen
§6 Langlopende en kortlopende schulden

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

VWO H36  Regels voor de balans

§1 Waarderingsgrondslagen
§2 Vaste activa
§3 Vlottende activa 
§4 Eigen vermogen
§5 Voorzieningen
§6 Langlopende en kortlopende schulden

Slide 1 - Tekstslide

40.1 Waarderingsgrondslagen
De waarderingsgrondslag: de wijze waarop activa in de externe balans worden gewaardeerd. 
  • Verkrijgingsprijs: de inkoopprijs plus bijkomende kosten.                   Het werkelijk betaalde bedrag → historische aanschafprijs. 
  • Vervaardigingsprijs (volgende slide)
  • Actuele waarde is de waarde op het waarderingsmoment (bijv. balansdatum) →  herwaarderingsreserve op creditzijde balans.

Slide 2 - Tekstslide

Vervaardigingsprijs: 
de aanschafprijs van gebruikte grond- en hulpstoffen, materialen, etc. (direct toe te rekenen) + redelijk deel van níet toe te rekenen kosten (ck)

Kosten van onderzoek en ontwikkeling --> ontwikkelen van producten kan duur zijn  --> deze kosten zitten ook in de vervaardigingsprijs

Slide 3 - Tekstslide

Minimumwaarderingsregel
Uit voorzichtigheidsoogpunt mag je een actief niet voor een hoger bedrag waarderen (op de balans zetten) dan het waard is. 

VB: product is ingekocht voor €5,- per stuk. Je kunt het verkopen voor nog maar €3,50. Dan waardeert de onderneming dit product voor de laagste prijs: €3,50

Slide 4 - Tekstslide

40.2  Vaste activa             Immateriële V.A.:
Activa die je niet kunt zien of aanraken maar wel een waarde hebben. 

  • R&D: kosten van onderzoek en ontwikkeling
  • Concessie: recht om iets te exploiteren (gasveld, parkeergarage)
  • Vergunning: recht op plaatsing verkoopkraam
  • Licentie: recht om een door een ander bedrijf ontwikkelde toepassing of product te gebruiken en exploiteren.
  • Goodwill: overnameprijs van een onderneming - eigen vermogen (vergoeding voor goede reputatie en klanten van de onderneming)

Slide 5 - Tekstslide

Ga nu maken:
Opgave 40.7 (vwo) en 32.5 (havo)

Slide 6 - Tekstslide

Materiële vaste activa
  • Gebouwen
  • Installaties
  • Machines
  • Auto's 
  • Inventaris 

Slide 7 - Tekstslide

Financiële vaste activa 
  • Deelnemingen: bij kapitaalverschaffing (aandelen kopen in ander bedrijf) én duurzame band én gericht op eigen werkzaamheden
  • Vorderingen op groepsmaatschappijen 
  • Effecten (als belegging langer dan een jaar is)



Slide 8 - Tekstslide

5% of meer van de aandelen in bezit: meldingsplicht
> 50% bezit van de aandelen: meerderheidsbelang
< 50% bezit van de aandelen: minderheidsbelang

> 50% zeggenschap  of  meer dan de helft v.d. bestuurders of commissarisen benoemen = dochtermaatschappij

Slide 9 - Tekstslide

Deelnemingen of effecten?

Slide 10 - Tekstslide

40.3 Vlottende activa
  • voorraden (tegen historische uitgaafprijs)
    gereed product, onderhanden werk, grond- en hulpstoffen
  • vorderingen (o.a. debiteuren)
  • overlopende activa (nog te ontvangen/vooruitbetaalde bedragen)
  • effecten (tijdelijk overtollig vermogen)
  • liquide middelen (kas, bank)

Slide 11 - Tekstslide

Straks maken:

Slide 12 - Tekstslide

Wat zijn materiële vaste activa?
A
Gebouwen, deelneming en goodwill
B
Gebouwen, inventaris en auto
C
Auto, grond en deelneming
D
Grond, gebouwen en goodwill

Slide 13 - Quizvraag

Deelnemingen, horen bij de:
A
Immateriële vaste activa
B
Vlottende activa
C
Liquiditeiten
D
Financiële vaste activa

Slide 14 - Quizvraag

Een licentie is:
A
het recht om een bepaald gebied te exploiteren
B
Kosten van product-ontwikkeling
C
De overnameprijs van een bedrijf
D
exploitatie van een door een ander bedrijf ontwikkeld product

Slide 15 - Quizvraag

Het doel van een deelneming is:
A
Langdurige samenwerking gericht op eigen werkzaamheden
B
Winst maken als je het bedrijf weer verkoopt
C
Beleggen van overtollige kasmiddelen
D
Zeggenschap krijgen in een ander bedrijf

Slide 16 - Quizvraag

Voorraden kunnen gewaardeerd worden tegen:
A
historische uitgaafprijs
B
actuele waarde
C
vervaardigingsprijs
D
alle drie

Slide 17 - Quizvraag