Oefentoets Kapitel 1 H3

Oefentoets Kapitel 1 H3
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets Kapitel 1 H3

Slide 1 - Tekstslide

Vertaal deze woorden D-NL:
der Geldbeutel, der Hintergrund, die Sachen

Slide 2 - Open vraag

Vertaal deze woorden D-NL:
irgendwie, sich leisten können, bremsen

Slide 3 - Open vraag

Vertaal deze woorden D-NL:
umtauschen, zeigen, die Kappe, erfolgreich

Slide 4 - Open vraag

Vertaal deze woorden NL-D:
nodig hebben, grappig, belangrijk

Slide 5 - Open vraag

Vertaal deze woorden NL-D:
heel, de reden, goedkoop

Slide 6 - Open vraag

Vertaal deze woorden NL-D:
de trui, passen, constante, goedkoop

Slide 7 - Open vraag

Was ______(hebben) ihr gelernt?

Slide 8 - Open vraag

Er (heeft) _______
den ganzen Nachmittag gelesen.

Slide 9 - Open vraag

Die Schüler (zullen) _______
genügend Zeit haben.

Slide 10 - Open vraag

Wie alt (bent)_______du jetzt?
.

Slide 11 - Open vraag

(hebben)_________
ihr einen Moment, bitte?

Slide 12 - Open vraag

(hebt) Du _______
die Kaninchen gefüttert, oder?.

Slide 13 - Open vraag

In dieser Periode _____(=zullen) wir eine Klausur in Deutsch schreiben
A
werdet
B
werden
C
wird

Slide 14 - Quizvraag

het werkwoord haben
ich
du
e/s/e
wir
ihr
sie/Sie
hatte
hattest
hatte
hatten
hattet
hatten

Slide 15 - Sleepvraag

het werkwoord sein
ich
du
e/s/e
wir
ihr
sie/Sie
war
warst
war
waren
wart
waren

Slide 16 - Sleepvraag

Wo (sein) ..... du gestern?
A
war
B
bist
C
warst
D
wurdest

Slide 17 - Quizvraag

(sein) ..... Sie dafür oder dagegen?

A
Waren
B
Sind
C
War
D
Würden

Slide 18 - Quizvraag

Wo bist du gestern (sein) ......?
A
gewest
B
gewessen
C
gewesen
D
geweßen

Slide 19 - Quizvraag

Gestern ... (sein) ein komischer Tag.
A
war
B
wart
C
hattet
D
hatten

Slide 20 - Quizvraag

Es regnete und es ... (sein) kalt.
A
hatte
B
war
C
waren
D
wart

Slide 21 - Quizvraag

Mein Handy ... (sein) kaputt.
A
war
B
hattest
C
hatte
D
wart

Slide 22 - Quizvraag

Du ... (haben) Kopfschmerzen.
A
warst
B
hatte
C
war
D
hattest

Slide 23 - Quizvraag

Meine Brüder ... (haben) ein Auto.
A
hatten
B
war
C
hattet
D
wart

Slide 24 - Quizvraag

Außerdem ... (sein) meine Eltern auch da.
A
war
B
warst
C
waren
D
wart

Slide 25 - Quizvraag

Du ... (haben) schlechte Laune (humeur).
A
hattest
B
warst
C
war
D
hatte

Slide 26 - Quizvraag

Vertaal deze schrijfzin:
Dat heb ik samen met vrienden gedaan.

Slide 27 - Open vraag

Vertaal deze schrijfzin:
Het leukst vond ik de winkelstraat.

Slide 28 - Open vraag

Vertaal deze schrijfzin:
Bovendien was ik een een trendy Restaurant.

Slide 29 - Open vraag