6.1: être, notes

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Cours du 5 février (lundi)

questions, être, notes

VIFE : Fenna Visser

Wat ga ik deze les leren?

1. Kloktijden en geleerde phrases-clés C gebruiken om vragen te beantwoorden.
2. De vervoegingen van het werkwoord être (= zijn) in de présent.
3. Schoolcijfers in het Frans zeggen.

PO chapitre 3

Fotoroman over school in Powerpoint

• Opdracht + rubric op Magister
• Deadline: 16 februari
• Tijdens de lessen leer je de inhoud
• Volgende week: tijdens les tijd om eraan te werken
• Afmaken gebeurt buiten de lessen om

Planning

• Magister
• Questions
• Oefeningen être bespreken/herhalen

Magister

• Aanwezig
• Op tijd
• Boeken mee
• Huiswerk gemaakt: être oefeningen

Questions

Réponds aux questions en français

1. Tu es en quelle classe ?
2. La récré, c'est à quelle heure ?
3. Qui est ton prof de maths ?

--> utilise vocabulaire AB/phrases-clés C (p. 130-132)

Être (p. 112)

Vervoegingen van être

• Onregelmatig, net zoals avoir
• Présent: tegenwoordige tijd
• Wat voor vormen hebben we net bij de vragen gebruikt?

Être (p. 112-115)

En classe

• 16c: écoute et choisis la bonne forme
• 17c: corrige tes réponses
• 16a: écoute et chante la chanson

Être (p. 113)

17c: traduis

1. Je suis
2. Clément est
3. Vous êtes
4. nous sommes
5. ils sont
6. tu es

Les notes (p. 120)

une note = ? (voca F, p. 131)

• Faire: ex. 23a
• Fini? apprendre voca F

Kloktijden (p. 108-109)

Waar moeten de wijzers staan?

• Début du jour: huit heures et demie
• La récré: dix heures dix
• Fin du jour: quatre heures et quart

Wat heb ik geleerd?

1. Ik kan vertellen hoe laat de pauze is.
2. Ik kan verschillende vormen van 'zijn' vertalen in de tegenwoordige tijd (ik ben, hij is, wij zijn).
3. Ik kan zeggen wat een 8 (schoolcijfer) in het Frans is.

Devoirs

• Faire: ex. 23a
• Apprendre: de vervoegingen van être (p. 112/133), vocabulaire B