In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Today
StudyGo
Rewind: abbreviations
Grammar uitleg : future tense & comparisons
Work!
Looking back
Slide 1 - Tekstslide
Je weet wanneer je de future tense moet gebruiken en hoe je deze met will moet maken.
Je weet wat comparisons zijn en hoe je deze moet gebruiken.
Je oefent met grammatica & words.
Slide 2 - Tekstslide
timer
5:00
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
1. In de vorige les hebben we het gehad over abbreviations. Wat zijn dat? Noem ook een voorbeeld.
Slide 5 - Open vraag
Future tense & comparisons
Please, take out your notebook
Slide 6 - Tekstslide
3. Grammar
Neem de volgende zinnen over:
I will do my homework next time.
We will live on Mars in 2050.
I will be there!
Slide 7 - Tekstslide
Wat hebben deze zinnen met elkaar gemeen?
I will do my homework next time.
We will live on Mars in 2035.
I will be there!
Ze geven allemaal aan dat er nog iets staat te gebeuren.
Ze spelen zich dus af in de toekomst.
In alle zinnen staat 'will' + het hele werkwoord.
Slide 8 - Tekstslide
Kijk maar..
I will do my homework next time.
Ik zal mijn huiswerk de volgende keer maken.
We will live on Mars in 2035.
We zullen in 2035 op Mars wonen.
I will be there!
Ik zal er zijn.
Slide 9 - Tekstslide
Will + hele werkwoord gebruik je om...
..te vertellen dat iets nog gaat gebeuren in de toekomst, als je:
een belofte doet (I will do my homework)
een voorspelling doet waarvoor je geen bewijs hebt (We will live on Mars in 2050)
of spontaan besluit iets te doen. (I will be there)
Slide 10 - Tekstslide
Welke 3 soorten zinnen zijn er?
Slide 11 - Open vraag
Maak deze zin ontkennend: We will live on Mars in 2050.
Slide 12 - Open vraag
Maak deze zin vragend: We will live on Mars in 2050.
Slide 13 - Open vraag
Let dus op:
Bevestigende zin: (+)
will + hele werkwoord
We will live on Mars in 2035.
Ontkennende zin: (-)
will not (won't) + hele werkwoord
We will not live on Mars in 2035.
Vragende zin: (?)
will + ow + hele werkwoord
Will we live on Mars in 2035?
Slide 14 - Tekstslide
Extra aandachtspunt
Shallgebruik je in een vraagzin, wanneer je iemand iets aanbiedt en is ook een vorm van de future tense.
Voorbeelden:
Shall I help you?
Shall we go?
Shall I do this?
Slide 15 - Tekstslide
3. Grammar: comparisons Wat is een zelfstandig naamwoord? Geef ook een voorbeeld in het Engels.
Slide 16 - Open vraag
Wat is een bijvoeglijk naamwoord? Geef ook een voorbeeld in het Engels.
Slide 17 - Open vraag
Comparisons
Als we het hebben over comparisons (vergelijkingen), dan gebruiken we altijd:
bijvoeglijke naamwoorden (woorden die dus iets vertellen over een zelfstandig naamwoord).
Neem dat wat in de blokjes staat over:
Zelfstandig naamwoord:
Woorden waar je de, het en een voor kunt zetten.
(mensen, dieren en dingen)
Bijvoeglijk naamwoord:
Woorden die iets zeggen over een zelfstandig naamwoord.
Slide 18 - Tekstslide
Grammar: comparisons
Comparisons noemen we in het Nederlands 'de trappen van vergelijking'. Je gebruikt comparisons
om dingen met elkaar te vergelijken.
Slide 19 - Tekstslide
Bijvoorbeeld: Je wil 2 telefoons met elkaar vergelijken. Een ding dat je belangrijk vindt, is de grootte en een van de 2 telefoons is groter dan de ander. Hoe zeg je dat dan in het Engels? Maak de zin af: This Samsung is big, but that Iphone is...
Slide 20 - Open vraag
Nog een voorbeeld: Je kijkt natuurlijk ook naar de prijs. Vul de zin aan: The samsung is expensive, but the Iphone is the...
Slide 21 - Open vraag
In het eerste voorbeeld maakten we de volgende vergelijking:
big - bigger
In het tweede voorbeeld:
expensive - most expensive
Slide 22 - Tekstslide
Nog een aantal voorbeelden op een rijtje:
Neem deze over in je schrift:
The Huawei is big, the Samsung is bigger and the Iphone is the biggest.
The Huawei is expensive, the Samsung is more expensive, and the Iphone is the most expensive.
The Huawei is heavy, the Samsung is heavier, and the Iphone is the heaviest.
timer
1:30
Slide 23 - Tekstslide
Syllable = lettergreep
Adjective =
bijvoeglijk naamwoord
Irregular =
onregelmatig
Slide 24 - Tekstslide
5. (Home)work
Monday, January 15th:
Maken:
exc. 8 t/m 10 (p.14 t/m 17)
Unit 4, lesson 1: practise more (online)
Leren:
words unit 3
words lesson 1, unit 4
Voor jezelf
In stilte
Muziek mag
Klaar? Dan leren via StudyGo (linkje in Classroom)
Slide 25 - Tekstslide
Looking back: Wanneer gebruik je in het Engels 'will'?