13. April/K5/Fälle/Aussprache/Hören

Startaufgabe
Bij meubelmakerij hebben ze               
een vacature. Lees de tekst en               
 beantwoord onderstaande                       vragen:
-  wat is het Duitse woord voor                   meubelmakerij?
- welk soort meubels maken ze?            - over welke eigenschappen/                vaardigheden moet de
nieuwe medewerker beschikken?     Noem minstens 3        

timer
5:00
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Startaufgabe
Bij meubelmakerij hebben ze               
een vacature. Lees de tekst en               
 beantwoord onderstaande                       vragen:
-  wat is het Duitse woord voor                   meubelmakerij?
- welk soort meubels maken ze?            - over welke eigenschappen/                vaardigheden moet de
nieuwe medewerker beschikken?     Noem minstens 3        

timer
5:00

Slide 1 - Tekstslide

Was werden wir heute machen?
Fälle wiederholen
Aussprache üben
Wortschatz
Hören
Selbständig arbeiten 

Slide 2 - Tekstslide

Wie?
Fragen in Lesson-up: bitte einloggen

Slide 3 - Tekstslide

Fälle
Ergänze die richtige Form
Nimm dein 'Naamvallenschema'

Slide 4 - Tekstslide

Ich habe von (jou) ....... gehört!
A
ihm
B
dich
C
dir
D
ihr

Slide 5 - Quizvraag

Bitte, helfen Sie (mijn) ............. Mutter. Sie ist gestürtzt!
A
mir
B
meine
C
meiner
D
mich

Slide 6 - Quizvraag

Bitte, helfen Sie (haar) .......
Sie ist gestützt!
A
ihr
B
sie
C
euch
D
ihn

Slide 7 - Quizvraag

Ich rufe (de) .......... Arzt an.
A
die
B
der
C
den
D
dem

Slide 8 - Quizvraag

Ausssprache üben
Bij de volgende 4 vragen gaat het erom of je hoort of een woord goed wordt uitgesproken of niet.
Je ziet het woord, ik lees voor. Is de uitspraak goed of fout?
Ik zeg het woord 2 keer.
Achtung: nur 10 Sekunden!

Slide 9 - Tekstslide

der Polizist
A
Aussprache is richtig
B
Aussprache ist falsch

Slide 10 - Quizvraag

wählen
A
Aussprache ist richtig
B
Aussprache ist falsch

Slide 11 - Quizvraag

träumen
A
Aussprache ist falsch
B
Aussprache ist richtig

Slide 12 - Quizvraag

Asien
A
Aussprache richtig
B
Aussprache falsch

Slide 13 - Quizvraag

Mehrwahlfragen und offene Fragen

Slide 14 - Tekstslide

Wenn man in die Fachhochschule geht, macht man .......
A
eine Ausbildung
B
eine Weltreise
C
einen Beruf
D
einen Vorteil

Slide 15 - Quizvraag

Wenn ich mein Diplom habe, nehme ich zuerst ................
A
eine Weltreise
B
einen Ziel
C
einen Wunsch
D
eine Auszeit

Slide 16 - Quizvraag

eine Weltreise machen 
sich einen Ziel setzen
einen Wunsch haben
eine Auszeit nehmen 

Slide 17 - Tekstslide

Welches Wort passt nicht?
A
Mediendesigner
B
Krankenpfleger
C
Polizist
D
Physiotherapie

Slide 18 - Quizvraag

Physiotherapie ist keine Person

Slide 19 - Tekstslide

Übersetze: het buitenland

Slide 20 - Open vraag

Welches Wort passt nicht?
A
studieren
B
drinnen
C
zweifeln
D
faulenzen

Slide 21 - Quizvraag

Überstetze: luieren, niets doen

Slide 22 - Open vraag

Hören: die Nachrichten
Aufgabe:
Höre dir die Nachricht an (2x)
Notiere die Deutsche Wörter für:
oorlog
begonnen is
hun thuis
vluchten


beschoten
bommen
schuilkelder
trein
sieraden
kleding
onderwijs



Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Link

oorlog = Krieg
begonnen is = begonnen hat
hun thuis - ihr Zuhause
vluchten  = fliehen, flüchten
beschoten - beschossen
bommen - Bombe
schuilkelder = Luftschutzkeller
trein = Zug
sieraden = Schmuck
kleding = Kleidung
onderwijs = Unterricht

Slide 25 - Tekstslide

Aufgabe sprechen
Erzähle anhand der Stichwörter deiner Nachbar/deinem Nachbarin die Geschichte zu erzählen

Slide 26 - Tekstslide

Selbständig arbeiten:
an dein Museum
oder
Aufgaben zu Kapitel 5 Zukunft

Morgen ist die Ausstellung

Slide 27 - Tekstslide