Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
VWO 1: oefenen Kapitel 3 deel 2
WOORDENLIJSTEN oefenen
en modale werkwoorden
1 / 50
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
In deze les zitten
50 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
30 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
WOORDENLIJSTEN oefenen
en modale werkwoorden
Slide 1 - Tekstslide
welches Wort passt hier?
Meine Eltern haben eine ................für mich zum Geburtstag.
A
Hochzeit
B
Baby
C
Überraschung
D
Geschenk
Slide 2 - Quizvraag
welches Wort passt hier?
Ich ............mir zu Weihnachten eine Gitarre.
A
mitbringe
B
wünsche
C
bekomme
D
schicke
Slide 3 - Quizvraag
voor welk woord kun je niet het woord Weihnachts..... zetten?
A
.........engel
B
........baum
C
.......ferien
D
........hochzeit
Slide 4 - Quizvraag
Wer ist das:
Die Tochter von meinem Onkel
A
mein Cousin
B
meine Nichte
C
meine Cousine
D
mein Neffe
Slide 5 - Quizvraag
Wie heißt der 3. Monat im Jahr?
A
Märtz
B
März
C
Marts
D
Martz
Slide 6 - Quizvraag
Wie heißt der 8. Monat im Jahr?
Slide 7 - Open vraag
Welches Wort passt hier?
Geburtstag hat man.......
A
manchmal
B
bald
C
zusammen
D
jedes Jahr
Slide 8 - Quizvraag
Welches Wort passt ?
Wenn jemand Geburtstag hat muss man ihm .....?.....
A
gute Laune machen
B
eine Einladung schmücken
C
gute Laune wünschen
D
gratulieren
Slide 9 - Quizvraag
Vertaal: ik moet de kaarzen aansteken.
Slide 10 - Open vraag
Vertaal: de volwassenen
Slide 11 - Open vraag
Vertaal: het enig kind is gelukkig.
Slide 12 - Open vraag
Vertaal: de familieleden geven de party (als) verrassing cadeau.
Slide 13 - Open vraag
Vertaal: jouw oma feliciteert nooit.
Slide 14 - Open vraag
Vertaal: goed gehumeurd zijn.
Slide 15 - Open vraag
Landeskunde:
Zu wem sagt man "du" in Deutschland?
A
zur Oma
B
zum Lehrer
C
zum Busfahrer
D
zum Freund von deinem Opa
Slide 16 - Quizvraag
Modalverben
V3
Üben mit
Slide 17 - Tekstslide
Wat zijn Modalverben?
Dit zijn werkwoorden die in een zin aangeven met welk gevoel iets gebeurt.
In het Duits zijn dit de woorden dürfen, können, mögen, müssen, sollen, wollen en wissen.
Slide 18 - Tekstslide
Vervoegen Modalverben
meervoud vervoeg je zoals altijd.
2 enkelvoud de eerste en derde krijgen geen uitgang
3 de tweede letter in de enkelvoud verandert
Slide 19 - Tekstslide
Wat betekent dürfen ?
Slide 20 - Open vraag
Wat betekent können ?
Slide 21 - Open vraag
Wat betekent mögen ?
Slide 22 - Open vraag
Wat betekent möchten ?
Slide 23 - Open vraag
Opdracht 1
Zoek de goede vorm
Slide 24 - Tekstslide
Warum ...... (können) du morgen nicht kommen?
A
könnst
B
kanst
C
kannst
D
kan
Slide 25 - Quizvraag
Wie lange ....... (dürfen) ihr bleiben?
A
darf
B
darft
C
dürft
D
dürftet
Slide 26 - Quizvraag
Weißt du, ob er Spinat ....... (mögen).
A
mag
B
magt
C
mög
D
mögt
Slide 27 - Quizvraag
Herr Lehrer, das ...... (können) Sie doch nicht machen.
A
kannen
B
können
C
konnen
D
könnt
Slide 28 - Quizvraag
Er ....... (dürfen) bis 12 Uhr ausgehen.
A
darf
B
darft
C
dürft
D
dürf
Slide 29 - Quizvraag
Ich will etwas für euch kaufen. ...... (mögen) ihr Gummibärchen?
A
magt
B
mögt
C
mögen
D
mag
Slide 30 - Quizvraag
Opdracht
Vervoeg het modale werkwoord in combinatie met het juiste persoonlijk voornaamwoord
Slide 31 - Tekstslide
Kannst du schwimmen? Ja, ........... ..........
gut schwimmen
Slide 32 - Open vraag
Kann ich kommen?
Diese Woche ................... ..... leider nicht kommen.
Slide 33 - Open vraag
Was mögen Sie am liebsten? Eis .......... .............
am liebsten, aber ohne Sahne
Slide 34 - Open vraag
Darf ich nach Hause? Nein, ......... .............
noch nicht nach Hause.
Die Arbeit ist noch nicht fertig
Slide 35 - Open vraag
Können wir helfen? Nein, hiermit ................. .............
nicht helfen. Danke.
Slide 36 - Open vraag
Les 2 Modalverben
opdracht 1
Zet elk werkwoord op de juiste plek
Slide 37 - Tekstslide
Ich ........... um 22 Uhr zu Hause sein.
Nein, Ich .................. noch nicht in die Disko gehen.
Ich ................ sehr gut schwimmen
Ich ............. Eis
darf
muss
kann
mag
Slide 38 - Sleepvraag
Opdracht 2
Zet elk werkwoord op de juiste plek
Slide 39 - Tekstslide
ich
du
er sie es
wir
ihr
sie Sie
möchtest
möchte
möchten
möchte
möcht
möchten
möchtet
möchte
Slide 40 - Sleepvraag
Opdracht 3
Corrigeer de fouten
Slide 41 - Tekstslide
Ihr darft euere Bücher nicht vergessen.
Slide 42 - Open vraag
Ich kanne morgen leider nicht mitgehen.
Slide 43 - Open vraag
Musst ihr unbedingt in die Stadt gehen?
Slide 44 - Open vraag
Und ihr, was für Eis magt ihr?
Slide 45 - Open vraag
Vertaal de volgende zin in het Duits
'graag zouden willen'
Slide 46 - Open vraag
beantwoord de volgende vraag positief:
Hast du neue Schuhe gekauft?
Slide 47 - Open vraag
Beantwoord de volgende vraag positief:
Hast du Sabine nicht gesehen?
Slide 48 - Open vraag
Hast du noch Fragen?
Frage deine Lehrerin!
Was hast du gelernt?
Slide 49 - Tekstslide
Slide 50 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Wiederholung Semester 1 - TRM1
Februari 2021
- Les met
34 slides
Duits
Hoger onderwijs
Lektion 2 2H3
Februari 2020
- Les met
30 slides
Duits
Middelbare school
Modale werkwoorden Duits
December 2023
- Les met
36 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1-3
HNE Duits M3 K6 Lernen + Modalverben + lesen
Maart 2024
- Les met
21 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Modale werkwoorden Duits
Oktober 2022
- Les met
33 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1-3
Modale werkwoorden Duits
Juni 2024
- Les met
39 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1-3
Modale werkwoorden Duits
April 2024
- Les met
44 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1-3
Modale werkwoorden Duits
April 2022
- Les met
44 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1-3