Vragen bij Overleven in Europa 3.1

Vragen bij Overleven in Europa
Paragraaf 3.1 Verder kijken dan de Costa's
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Vragen bij Overleven in Europa
Paragraaf 3.1 Verder kijken dan de Costa's

Slide 1 - Tekstslide

De middellandse zee
A
is op 3 plaatsen toegankelijk voor zeeschepen
B
is op 1 plaats toegankelijk voor zeeschepen
C
is niet toegankelijk voor zeeschepen

Slide 2 - Quizvraag

De middellandse zee staat in verbinding met
A
de stille oceaan en de rode zee
B
de Atlantische oceaan, de rode zee en de zwarte zee
C
de zwarte zee, de golf van Mexico en de Atlantische oceaan
D
de zwarte zee, de rode zee en de Arabische zee

Slide 3 - Quizvraag

De Atlantische zee is toegankelijk via
A
de straat van Gibraltar
B
het Suez kanaal
C
de Bosporus
D
het Panamakanaal

Slide 4 - Quizvraag

De Middellandse zee is zouter dan de Atlantische oceaan
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quizvraag

De water van de Middellandse zee is erg zout omdat
A
het water in dit gebied een andere samenstelling heeft
B
het water een hoge temperatuur heeft waardoor er veel verdamping is
C
het water een lage temperatuur heeft waardoor er weinig verdamping is

Slide 6 - Quizvraag

In de Middellandse zee verdampt er meer water dan er door neerslag en rivieren wordt aangevuld
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quizvraag

In de Middellandse zee verdampt er meer water dan er aangevuld. Kies het juiste antwoord
A
Hierdoor daalt het waterpeil in de Middellandse zee
B
het waterpeil daalt niet omdat vanuit andere zeeën water naar binnen stroomt

Slide 8 - Quizvraag

Water met een hoge dichtheid is zwaar en zakt naar beneden. De dichtheid van water wordt bepaald door
A
temperatuur en vochtigheid
B
het gesteente en het zoutgehalte
C
de temperatuur en het zoutgehalte

Slide 9 - Quizvraag

Het zoutgehalte is het hoogste in
A
het oosten
B
het westen
C
het zoutgehalte is overal gelijk

Slide 10 - Quizvraag

In het oosten is het warmer waardoor er meer verdamping is (en het water dus zouter)
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quizvraag

In het oosten is er minder verversing van het water (minder instroom vanuit andere wateren) waardoor het water zouter is
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Het mediterraanse klimaat wordt gekenmerkt door
A
warme natte zomers
B
warme droge winters
C
warme droge zomers
D
koude droge winters

Slide 13 - Quizvraag

De natuurlijk vegetatie bestaat uit:

A
1. bladverliezende struiken 2. niet bladverliezende vegetatie met lange wortels en kleine bladeren 3. manshoog doornachtig struikgewas (maquis)
B
1. varens 2. niet bladverliezende vegetatie met lange wortels en kleine bladeren 3. manshoog doornachtig struikgewas (maquis)
C
1.regenwouden 2. niet bladverliezende vegetatie met lange wortels en kleine bladeren 3. manshoog doornachtig struikgewas (maquis)
D
1. bladverliezende struiken 2. niet bladverliezende vegetatie met lange wortels en kleine bladeren 3. naaldbomen

Slide 14 - Quizvraag

In het mediterrane gebied wordt voornamelijk
A
aan akkerbouw gedaan (en tegenwoordig ook veel tuinbouw)
B
aan veeteelt gedaan
C
aan zowel akkerbouw als veeteelt gedaan

Slide 15 - Quizvraag

Een nadeel van droge akkerbouw is
A
dat het erg arbeidsintensief is
B
dat er een twee- of driejarige cyclus is en de grond dus vaak braak ligt
C
dat er irrigatie nodig is om voldoende opbrengst te krijgen

Slide 16 - Quizvraag

Een voordeel van irrigatielandbouw is
A
dat er veel kapitaal voor nodig is
B
dat er weinig kennis voor nodig is
C
dat het weinig ruimte in beslag neemt
D
dat er mee gewassen geteeld kunnen worden en dat er meer oogsten mogelijk zijn

Slide 17 - Quizvraag

Een nadeel van irrigatielandbouw is
A
dat je erg afhankelijk bent van het klimaat
B
dat er een groter risico is op het mislukken van oogsten
C
dat het zeer kapitaal- en arbeidsintensief is

Slide 18 - Quizvraag

Veeteelt is in het Middellands zeegebied van geringe betekenis
A
juist
B
onjuist

Slide 19 - Quizvraag

In berggebieden wordt er aan transhumance gedaan. Deze vorm van veeteelt neemt echter aan betekenis af
A
juist
B
onjuist

Slide 20 - Quizvraag