In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 15 min
Onderdelen in deze les
Rekenen
Hoofdstuk 5
Slide 1 - Tekstslide
Waar hebben we het in hoofdstuk 5 allemaal over gehad?
Slide 2 - Open vraag
Wat zijn decimalen?
A
Getallen voor de komma
B
Getallen met een komma
C
Getallen achter de komma
D
Getallen zonder een komma
Slide 3 - Quizvraag
Wat zijn dan decimale getallen?
A
Getallen voor de komma
B
Getallen met een komma
C
Getallen achter de komma
D
Getallen zonder een komma
Slide 4 - Quizvraag
Vanaf welk cijfer rond je af naar boven?
A
4
B
5
C
5,5
D
6
Slide 5 - Quizvraag
5,67
6,1
6,2
2,34
2,35
5,68
2,344
6,18
2,348
5,677
6,09
2,339
5,671
6,11
5,675
Slide 6 - Sleepvraag
Soms kan het afronden niet volgens de standaardregels. Bijvoorbeeld bij de volgende situatie: In een lift kunnen 7 personen tegelijk omhoog of omlaag. Hoe vaak moet de lift omhoog om alle 30 personen om hoog te vervoeren? Vul alleen het getal van de uitkomst in.
Slide 7 - Open vraag
Oplossing: 30 : 7 = 4,2857....
Afgerond volgens de regels zou dit 4 keer zijn. Maar dan heb je niet alle personen naar boven vervoerd. In zo'n geval rond je het aantal keren dus af naar boven. De lift gaat dus 5 keer omhoog.
Slide 8 - Tekstslide
Procenten
Belangrijkste formules die in dit hoofdstuk gebruikt worden zijn:
1. deel van een geheel:
2. procent van een totaal:
(geheeldeel)x100
(100procent)xtotaal
Slide 9 - Tekstslide
Op groenewald zitten in totaal 568 vmbo leerlingen. Van de vmbo-leerlingen volgt 29% basis. Hoeveel leerlingen volgen basis? Vul alleen het getal van het aantal in.
Slide 10 - Open vraag
Uitwerking
Schrijf dit zo op bij de toets!
Antwoord: 165 leerlingen
10029⋅568=164,72=165
Slide 11 - Tekstslide
Op Groenewald zitten 1392 leerlingen. Hiervan zitten 568 op het vmbo. De overige leerlingen volgen havo/vwo. Hoeveel procent volgt havo/vwo? Vul alleen het getal van het percentage in.
Slide 12 - Open vraag
Uitwerking
Schrijf dit zo op bij de toets!
Antwoord: 59,2%
1392−568=824
1392824⋅100=59,19=59,2
Slide 13 - Tekstslide
Wat betekend omgekeerd evenredig?
Slide 14 - Open vraag
Wat betekent evenredig?
Slide 15 - Open vraag
Er volgen zometeen tabellen waarbij het de bedoeling is dat jullie telkens aangeven of er sprake is van omgekeerd evenredig, evenredigheid of geen van beide.
Slide 16 - Tekstslide
A
Evenredig
B
Omgekeerd evenredig
C
Geen van beide
Slide 17 - Quizvraag
A
Evenredig
B
Omgekeerd evenredig
C
Geen van beide
Slide 18 - Quizvraag
A
Evenredig
B
Omgekeerd evenredig
C
Geen van beide
Slide 19 - Quizvraag
A
Evenredig
B
Omgekeerd evenredig
C
Geen van beide
Slide 20 - Quizvraag
A
Evenredig
B
Omgekeerd evenredig
C
Geen van beide
Slide 21 - Quizvraag
A
Evenredig
B
Omgekeerd evenredig
C
Geen van beide
Slide 22 - Quizvraag
Huiswerk
Check of je par. 5.1 t/m 5.5 af hebt.
Maak dan de Diagnostische Toets en Herhaling via de digitale methode.