2TH TH-boek WS §9 Vragend voornaamwoord

Welkom 2A!
Doe je telefoon in de telefoontas.
Ga zitten volgens de plattegrond.
Pak je leesboek er vast bij.
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom 2A!
Doe je telefoon in de telefoontas.
Ga zitten volgens de plattegrond.
Pak je leesboek er vast bij.

Slide 1 - Tekstslide

Deze les...
- Stil lezen 
- Planning bekijken
- Doelen doornemen
- Vragen stellen over §7 Aanwijzend voornaamwoord
- Uitleg §9 Vragend voornaamwoord
- MNV §9 én huiswerkcontrole §7
- Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Stil lezen
Pak je boek
en ga lekker lezen.

Boek geleend?
Zet het netjes terug in de kast.

Slide 3 - Tekstslide

Planning bekijken
Zorg dat je bij blijft!

Slide 4 - Tekstslide

Doelen
- Ik kan olw, blw, zn, bn, vz, ww, vw, pers.vnw, bez.vnw en aanw.vnw in een zin aanwijzen.
- Ik kan het vragend voornaamwoord (vr.vnw)
in een zin aanwijzen.

Slide 5 - Tekstslide

§7 Aanwijzend vnw
- Is het je gelukt de opdrachten te maken?
- Heb je ze ook nagekeken en verbeterd?
- Welke vragen heb je nog over de stof?

Slide 6 - Tekstslide

§9 Vragend voornaamwoord (vr.vnw)
Vragende voornaamwoorden vragen naar iets of iemand.
Er zijn vier vragende voornaamwoorden:
>> wie, wat, welk(e), wat voor (een)

Leer ze uit je hoofd!!

Alle andere vraagwoorden zijn bijwoorden.

Slide 7 - Tekstslide

§9 Vragend voornaamwoord (vr.vnw)
Het vragend voornaamwoord staat meestal vooraan in een zin, maar het kan ook in het midden staan.

>> Wie gaat er dit weekend mee naar de bioscoop?
>> Weet jij al op welke partij je gaat stemmen?

Slide 8 - Tekstslide

§9 Vragend voornaamwoord (vr.vnw)
Let op!
Wie en wat zijn géén vragend voornaamwoord als ze terugwijzen naar een eerder genoemd woord.
>> Heb je alles wat je nodig hebt ingepakt? 
('Wat' verwijst naar 'alles'.)
>> De jongen naar wie je vroeg, loopt daar.
('Wie' verwijst naar 'jongen'.)

Slide 9 - Tekstslide

§9 Vragend voornaamwoord (vr.vnw)
Dus leer uit je hoofd: 
>> Wie, wat, welk(e), wat voor (een)

Alle andere vraagwoorden zijn bijwoorden.

Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag!
- MNV §9 Vragend voornaamwoord
   blz. 214-215, opdr. 1 t/m 5.
- Antwoordenboeken liggen in de kast en staan in Teams.
- Deze opdrachten zijn huiswerk voor maandag 20 november.

- Ondertussen: huiswerkcontrole §7 Aanwijzend vnw.
timer
10:00

Slide 11 - Tekstslide