2TH TH-boek §9 Vragend voornaamwoord

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t, havo
• Leerjaar 2

Welkom 2A!

Doe je telefoon in de telefoontas.

Ga zitten volgens de plattegrond.

Pak je leesboek er vast bij.

Deze les...

- Stil lezen 

- Doelen doornemen

- Vragen stellen over §7 Aanwijzend voornaamwoord

- Uitleg §9 Vragend voornaamwoord

- MNV §9 én huiswerkcontrole §7

- Afsluiting

Stil lezen

Pak je boek

en ga lekker lezen.

Boek geleend?

Zet het netjes terug in de kast.

Doelen

- Ik kan olw, blw, zn, bn, vz, ww, vw, pers.vnw, bez.vnw en aanw.vnw in een zin aanwijzen.

- Ik kan het vragend voornaamwoord (vr.vnw)

in een zin aanwijzen.

§7 Aanwijzend vnw

- Is het je gelukt de opdrachten te maken?

- Heb je ze ook nagekeken en verbeterd?

- Welke vragen heb je nog over de stof?

§9 Vragend voornaamwoord (vr.vnw)

Vragende voornaamwoorden vragen naar iets of iemand.

Er zijn vier vragende voornaamwoorden:

>> wie, wat, welk(e), wat voor (een)

Leer ze uit je hoofd!!

Alle andere vraagwoorden zijn bijwoorden.

§9 Vragend voornaamwoord (vr.vnw)

Het vragend voornaamwoord staat meestal vooraan in een zin, maar het kan ook in het midden staan.

>> Wie gaat er dit weekend mee naar de bioscoop?

>> Weet jij al op welke partij je gaat stemmen?

§9 Vragend voornaamwoord (vr.vnw)

Let op!

Wie en wat zijn géén vragend voornaamwoord als ze terugwijzen naar een eerder genoemd woord.

>> Heb je alles wat je nodig hebt ingepakt? 

('Wat' verwijst naar 'alles'.)

>> De jongen naar wie je vroeg, loopt daar.

('Wie' verwijst naar 'jongen'.)

§9 Vragend voornaamwoord (vr.vnw)

Dus leer uit je hoofd: 

>> Wie, wat, welk(e), wat voor (een)

Alle andere vraagwoorden zijn bijwoorden.

Aan de slag!

- MNV §9 Vragend voornaamwoord

   blz. 214-215, opdr. 1 t/m 5.

- Antwoordenboeken liggen in de kast en staan in Teams.

- Deze opdrachten zijn huiswerk voor donderdag 16 november.

- Ondertussen: huiswerkcontrole §7 Aanwijzend vnw.