191124 TC A2 3.2 en 3.4 herhaling

TaalCompleet A2 thema 3 
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

TaalCompleet A2 thema 3 

Slide 1 - Tekstslide

Programma
Terugblik op digitale veiligheid
Grammatica-video 3.1, 3.2, 3.3 en 3.4
Inoefening Lesson Up
Dictee A2, 3.1 (Biniam/Arin)
pauze
Dictee A1
Werken met TaalCompleet (boek en computer)

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

3.2 want, omdat, als
Omdat/want:
Na omdat en als komt een bijzin. Wie of wat komt op de eerste plaats.

Ik ga vandaag niet sporten, omdat ik moe ben.
Ik ga vandaag niet sporten, want ik ben moe.

Als: 
Met als vertel je wanneer iets gebeurt. 
Ik ga uit bed, als mijn wekker gaat.
Mijn vader wordt boos, als ik te laat kom.

Slide 4 - Tekstslide

omdat en als
maak de zinnen af

Slide 5 - Tekstslide

Ik ga morgen niet naar school omdat......

Slide 6 - Open vraag

Ik ga naar de supermarkt als........

Slide 7 - Open vraag

Amira is heel moe omdat.....................

Slide 8 - Open vraag

Maak zinnen met 'om........te.....'
Geef antwoord op de vraag

Slide 9 - Tekstslide

3.4 ...om te...
Na om .... te schrijf je het hele werkwoord. Het hele werkwoord staat op de laatste plaats.
Asriël gaat naar school om te leren.
Ik ga naar de bakker om brood te kopen.

Stelt iemand een vraag met waarvoor? Dan kun je antwoord geven met om ... te.
Waarvoor ga je naar school?   Om Nederlands te leren.
Waarvoor gebruik je je pen? Om te schrijven.

Slide 10 - Tekstslide

Waarvoor gebruik je deze lepel?

Slide 11 - Open vraag

Waarom ga je naar de bakker?

Slide 12 - Open vraag

Ahmed is niet op school. Ik denk dat.....
A
hij is ziek.
B
hij ziek is.

Slide 13 - Quizvraag

Ella heeft honger. Ze vraagt haar moeder of......
A
zij een boterham mag.
B
zij mag een boterham.

Slide 14 - Quizvraag

Maak een zin met het woord 'binnenkort'

Slide 15 - Open vraag