1) Wat mensen in hun hoofd meedragen:
– waarden: idealen, zoals gelijkheid, vrijheid en veiligheid;
2) Wat je aan de buitenkant kunt zien of merken:
– uitdrukkingsvormen: bijvoorbeeld symbolen als een kruis (voor christenen) of de hamer en sikkel (voor communisten), of de Nederlandse klompen en molens, maar ook hoe je met je haar omgaat (felgekleurd, rasta vlechten of juist kaal) en taal;