Grammaire I

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 250 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

> Ik kan korte teksten begrijpen over personen en hun omgeving.

> Ik kan het werkwoord "zijn" gebruiken in het Frans

Slide 2 - Tekstslide

Aujourd'hui: mardi 3 octobre
> Finir exercices 5 et 6
> L'explication du verbe "être".

Slide 3 - Tekstslide

Quoi? Maak opdracht 5 en 6 af + verbeteren
Comment? Op de laptop
Durée? 10 minuten
Fini? Lezen of extra blaadjes
Pourquoi? Om te oefenen met het lezen van teksten in het Frans.

Slide 4 - Tekstslide

persoonlijk voornaamwoord
In NL:
> Ik, jij, hij, wij, jullie, zij etc.
> Marie, Peter, Hakim etc.
In het Frans hebben wij dat ook....

Slide 5 - Tekstslide

persoonlijk voornaamwoord
Ik = je [sju]                   Wij = Nous [noe]
Jij = tu [tuu]                Jullie/ u= vous [voe]
Il = hij [iel]                     Zij (m)= ils [iel]
Zij = elle [el]                 Zij (v) = elles [el]
Men = on [on]

Slide 6 - Tekstslide

Wat betekent "jij" in het Frans?
A
Je
B
Tu
C
Il
D
elle

Slide 7 - Quizvraag

Wat betekent "hij" in het Frans?
A
Je
B
Tu
C
Il
D
elle

Slide 8 - Quizvraag

Wat betekent "zij (enkelvoud)" in het Frans?
A
Je
B
Tu
C
Il
D
elle

Slide 9 - Quizvraag

Wat betekent "ik" in het Frans?
A
Je
B
Tu
C
Il
D
elle

Slide 10 - Quizvraag

Wat betekent "U" in het Frans?
A
Nous
B
Vous
C
Ils
D
Elles

Slide 11 - Quizvraag

Wat betekent "jullie" in het Frans?
A
Nous
B
Vous
C
Ils
D
Elles

Slide 12 - Quizvraag

Wat betekent "zij (v)" in het Frans?
A
Nous
B
Vous
C
Ils
D
Elles

Slide 13 - Quizvraag

Wat betekent "Wij" in het Frans?
A
Nous
B
Vous
C
Ils
D
Elles

Slide 14 - Quizvraag

Wat betekent "zij (m)" in het Frans?
A
Nous
B
Vous
C
Ils
D
Elles

Slide 15 - Quizvraag

Aantekening: Zijn in het Frans "être"
Ik ben = je suis [sju swie]
Jij bent = tu es [tuu ee]
Hij is = il est [iel ee]
Zij is = elle est [elle ee]
Men is = on est [on ee]
Wij zijn = nous sommes [nous som]
Jullie zijn / u bent = vous êtes [voezet]
Zij zijn = elles sont / ils sont [el son / iel son

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

> Ik kan korte teksten begrijpen over personen en hun omgeving.

> Ik kan het werkwoord "zijn" gebruiken in het Frans

Slide 18 - Tekstslide

Aujourd'hui: mercredi 4 octobre
> Faire un quiz
> Corriger exercices 5 et 6
> Faire exercice 8

Slide 19 - Tekstslide

Vul de juiste vorm van être in het Frans in:
"il"
A
sommes
B
est
C
es
D
suis

Slide 20 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van être in het Frans in:
"Je"
A
sommes
B
est
C
es
D
suis

Slide 21 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van être in het Frans in:
"nous"
A
sommes
B
est
C
es
D
suis

Slide 22 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van être in het Frans in:
"On"
A
sommes
B
est
C
es
D
suis

Slide 23 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van être in het Frans in:
"elle"
A
sommes
B
est
C
es
D
suis

Slide 24 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van être in het Frans in:
"tu"
A
sommes
B
est
C
es
D
suis

Slide 25 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van être in het Frans in:
"vous"
A
êtes
B
sont
C
est
D
suis

Slide 26 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van être in het Frans in:
"ils"
A
êtes
B
sont
C
est
D
suis

Slide 27 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van être in het Frans in:
"elles"
A
êtes
B
sont
C
est
D
suis

Slide 28 - Quizvraag

Quoi? opdracht 5 en 6 verbeteren -> daarna opdracht 8
Comment? Op de laptop
Durée? tot 11:05
Aide? Boek, klasgenoot, docent
Fini? Menu au choix
Pourquoi? Om te oefenen met het gebruiken van het werkwoord "zijn".

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video