Grammaire I

1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 250 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

> Ik kan korte teksten begrijpen over personen en hun omgeving.

> Ik kan het werkwoord "zijn" gebruiken in het Frans

Slide 2 - Tekstslide

Aujourd'hui: mardi 3 octobre
> Finir exercices 5 et 6
> L'explication du verbe "être".

Slide 3 - Tekstslide

Quoi? Maak opdracht 5 en 6 af + verbeteren
Comment? Op de laptop
Durée? 10 minuten
Fini? Lezen of extra blaadjes
Pourquoi? Om te oefenen met het lezen van teksten in het Frans.

Slide 4 - Tekstslide

persoonlijk voornaamwoord
In NL:
> Ik, jij, hij, wij, jullie, zij etc.
> Marie, Peter, Hakim etc.
In het Frans hebben wij dat ook....

Slide 5 - Tekstslide

persoonlijk voornaamwoord
Ik = je [sju]                   Wij = Nous [noe]
Jij = tu [tuu]                Jullie/ u= vous [voe]
Il = hij [iel]                     Zij (m)= ils [iel]
Zij = elle [el]                 Zij (v) = elles [el]
Men = on [on]

Slide 6 - Tekstslide

Wat betekent "jij" in het Frans?
A
Je
B
Tu
C
Il
D
elle

Slide 7 - Quizvraag

Wat betekent "hij" in het Frans?
A
Je
B
Tu
C
Il
D
elle

Slide 8 - Quizvraag

Wat betekent "zij (enkelvoud)" in het Frans?
A
Je
B
Tu
C
Il
D
elle

Slide 9 - Quizvraag

Wat betekent "ik" in het Frans?
A
Je
B
Tu
C
Il
D
elle

Slide 10 - Quizvraag

Wat betekent "U" in het Frans?
A
Nous
B
Vous
C
Ils
D
Elles

Slide 11 - Quizvraag

Wat betekent "jullie" in het Frans?
A
Nous
B
Vous
C
Ils
D
Elles

Slide 12 - Quizvraag

Wat betekent "zij (v)" in het Frans?
A
Nous
B
Vous
C
Ils
D
Elles

Slide 13 - Quizvraag

Wat betekent "Wij" in het Frans?
A
Nous
B
Vous
C
Ils
D
Elles

Slide 14 - Quizvraag

Wat betekent "zij (m)" in het Frans?
A
Nous
B
Vous
C
Ils
D
Elles

Slide 15 - Quizvraag

Aantekening: Zijn in het Frans "être"
Ik ben = je suis [sju swie]
Jij bent = tu es [tuu ee]
Hij is = il est [iel ee]
Zij is = elle est [elle ee]
Men is = on est [on ee]
Wij zijn = nous sommes [nous som]
Jullie zijn / u bent = vous êtes [voezet]
Zij zijn = elles sont / ils sont [el son / iel son

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

> Ik kan korte teksten begrijpen over personen en hun omgeving.

> Ik kan het werkwoord "zijn" gebruiken in het Frans

Slide 18 - Tekstslide

Aujourd'hui: mercredi 4 octobre
> Faire un quiz
> Corriger exercices 5 et 6
> Faire exercice 8

Slide 19 - Tekstslide

Vul de juiste vorm van être in het Frans in:
"il"
A
sommes
B
est
C
es
D
suis

Slide 20 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van être in het Frans in:
"Je"
A
sommes
B
est
C
es
D
suis

Slide 21 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van être in het Frans in:
"nous"
A
sommes
B
est
C
es
D
suis

Slide 22 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van être in het Frans in:
"On"
A
sommes
B
est
C
es
D
suis

Slide 23 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van être in het Frans in:
"elle"
A
sommes
B
est
C
es
D
suis

Slide 24 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van être in het Frans in:
"tu"
A
sommes
B
est
C
es
D
suis

Slide 25 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van être in het Frans in:
"vous"
A
êtes
B
sont
C
est
D
suis

Slide 26 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van être in het Frans in:
"ils"
A
êtes
B
sont
C
est
D
suis

Slide 27 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van être in het Frans in:
"elles"
A
êtes
B
sont
C
est
D
suis

Slide 28 - Quizvraag

Quoi? opdracht 5 en 6 verbeteren -> daarna opdracht 8
Comment? Op de laptop
Durée? tot 11:05
Aide? Boek, klasgenoot, docent
Fini? Menu au choix
Pourquoi? Om te oefenen met het gebruiken van het werkwoord "zijn".

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Slide 31 - Tekstslide

> Ik kan het werkwoord "zijn" gebruiken in het Frans.

> Ik kan in het Frans vertellen over wie ik ben.

Slide 32 - Tekstslide

Aujourd'hui: lundi 30 octobre
> Faire exercice 8a.1 en classe
> Jouer un jeu 
> Jouer un blooket

Slide 33 - Tekstslide

Quoi? opdr. 8a.3 op blz 19
Comment? Klassikaal
Durée? 10 minuten

Pourquoi? Om te oefenen met de uitspraak van het werkwoord "zijn".

Slide 34 - Tekstslide

Le morphion (boter-kaas-eieren)
Quoi? Vul het juiste in en verdien je plek.
Comment? Tegen elkaar
Résultat? Drie op een rij krijgen. 

Pourquoi? Om te oefenen met het toepassen van de het werkwoord "zijn".

Slide 35 - Tekstslide