Tijd in verhalen

Leg je boek (blz. 104) en je schrift op tafel. 
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Leg je boek (blz. 104) en je schrift op tafel. 

Slide 1 - Tekstslide

H. 50 Tijd in verhalen (blz. 104)

Je leert hoe de schrijver spanning creëert met verteltijd en vertelde tijd. 


Slide 2 - Tekstslide


Verteltijd: tijd die het kost om een verhaal te lezen. 

Vertelde tijd: tijd die in het verhaal voorbij gaat. 

Slide 3 - Tekstslide

Wat is de verteltijd in deze zin:
'Roodkapje wandelde uren door het bos'?

Slide 4 - Woordweb

Wat is de vertelde tijd in deze zin:
'Roodkapje wandelde urenlang door het bos'?

Slide 5 - Woordweb


Versnelling: verteltijd is korter dan de vertelde tijd. 

'Roodkapje wandelde uren door het bos'.

Vertraging: verteltijd is langer dan de vertelde tijd (slowmotion). 



Slide 6 - Tekstslide

Doornroosje viel in een diepe slaap. Zo gingen er honderd jaar voorbij. Tot een prins op een dag bij het kasteel aankwam.
A
versnelling
B
vertraging

Slide 7 - Quizvraag

De deurbel, twee keer, kort na elkaar: eerst kort en aarzelend, dan lang en nadrukkelijk. Het eerst belletje klonk alsof een vinger geen houvast op de knop had kunnen vinden.
A
versnelling
B
vertraging

Slide 8 - Quizvraag

Flashback: terugblik. Een personage kijkt in het verleden. 

Flashforward: een tip over wat er later in het verhaal gebeurt. 

Slide 9 - Tekstslide

Wat is een flashback?

Slide 10 - Tekstslide


Maak opdracht 3 t/m 6 (blz. 104).

Wat niet af is, is huiswerk. 

Je mag fluisterend overleggen. 

Slide 11 - Tekstslide