havo 3 Lezen blok 1


De hoofdgedachte van een tekst is
(het beste antwoord geven)
A
de conclusie van een tekst in een zin.
B
de samenvatting van de tekst in een zin.
C
alle hoofdzaken op een rij.
D
de samenvatting van het onderwerp + deelonderwerpen in een zin.
1 / 17
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les


De hoofdgedachte van een tekst is
(het beste antwoord geven)
A
de conclusie van een tekst in een zin.
B
de samenvatting van de tekst in een zin.
C
alle hoofdzaken op een rij.
D
de samenvatting van het onderwerp + deelonderwerpen in een zin.

Slide 1 - Quizvraag


De kernzin van een alinea vind je in
(het beste antwoord geven) 
A
de eerste zin van een alinea.
B
in de eerste of in de tweede zin van een alinea.
C
de eerste zin, tweede of laatste zin van een alinea.
D
een van de alinea's die bij een deelonderwerp horen.

Slide 2 - Quizvraag

Welke manier is geen manier om een tekst in te leiden?
A
het onderwerp aankondigen
B
lezer nieuwsgierig maken
C
een of meer vragen stellen
D
de aanleiding voor het schrijven noemen

Slide 3 - Quizvraag

Welke manier van een tekst afsluiten hoort er niet bij?
A
een advies geven
B
een conclusie trekken
C
een gevolg aangeven
D
een korte samenvatting

Slide 4 - Quizvraag

De opbouw van een alinea bestaat uit
A
een kernzin met een toelichting en/of voorbeelden
B
allemaal belangrijke zinnen
C
een onderwerp en een hoofdgedachte
D
een uitspraak met een tekstverband

Slide 5 - Quizvraag



Welk antwoord past niet bij de volgende vraag?
 
Een schrijver kan alinea's verbinden door middel van een 
A
verwijzing
B
signaalwoord
C
herhaling + signaalwoord
D
voorbeeld

Slide 6 - Quizvraag


Klopt de volgende stelling?

Objectieve argumenten zijn gebaseerd op controleerbare feiten.
A
klopt
B
klopt niet

Slide 7 - Quizvraag

Lees onderstaande tekst.

Slide 8 - Tekstslide

Signaalwoord
Geen signaalwoord
 
   ook

   aan

  word

   zo

dus

  slecht

Slide 9 - Sleepvraag

Verband = uitspraak-voorbeeld

Tekstverband = uitspraak-opsomming
Tekstverband = uistspraak-tegenstelling
 
   ook

  bijvoorbeeld

    zo

    maar

Slide 10 - Sleepvraag

Lees onderstaande tekst.

Slide 11 - Tekstslide


 Welk signaalwoord dat wijst o
 het tekstverband oorzaak-gevolg 
staat er in deze tekst?

Slide 12 - Open vraag


Lees onderstaande tekst.

Sommige jonge wolven blijven vier of vijf jaar bij hun
ouders, maar er zijn er ook die in hun eerste jaar al
vertrekken, afhankelijk van het  voedselaanbod en de
bezetting 
van de leefgebieden.

Slide 13 - Tekstslide


1 Welk signaalwoord herken je  in deze zin: Sommige jonge wolven blijven vier of vijf jaar bij hun 
 
ouders, maar er zijn er ook die in hun eerste jaar al  vertrekken?                

2 Welk tekstverband hoort bij dit signaalwoord?


Zet je antwoorden onder elkaar!  Je hoeft ze niet te nummeren

Slide 14 - Open vraag


1 Welk tekstverband zie je in het stukje zin:  die in hun eerste jaar al 
  vertrekken, afhankelijk van het voedselaanbod en de bezetting van de leefgebieden?

2  Aan welk signaalwoord herkende je dit tekstverband?

Zet je antwoorden onder elkaar!  Je hoeft ze niet te nummeren.

Slide 15 - Open vraag

Lees onderstaande tekst.

"We zien in andere landen dat wolvenroedels uit elkaar vallen wanneer een leider sterft," zegt Jansman. "Een leider weet bijvoorbeeld uit ervaring dat schapen achter een stroomdraad genegeerd moeten worden . Deze ervaring geeft hij aan zijn roedel door.  Juist omdat wolven elkaar binnen een roedel nodig hebben en hun jachttechnieken op elkaar overdragen, kunnen de overgebleven wolven stuurloos raken en probleemwolven worden," aldus Jansman.

Slide 16 - Tekstslide


1 Welk signaalwoord voor het  tekstverband uitspraak-voorbeeld herken je?
2 Welk signaalwoord voor het tekstverband uitspraak-reden herken je?
3 Er staat in de laatste zin een opsomming. Aan welk signaalwoord kun je dat zien?

Zet de drie antwoorden onder elkaar. Je hoeft ze niet te nummeren.

Slide 17 - Open vraag